Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Intrekking en terugvordering. Verzwegen gezamenlijke huishouding. Voldoende grondslag.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



15/1185 WWB

Datum uitspraak: 19 juli 2016

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

27 januari 2015, 14/4233 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Toekoen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Toekoen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. S. el Fizazi.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontving sinds 8 november 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%.

1.2.

Naar aanleiding van een interne melding dat de neef van appellant, [neef] , bij zijn werkgever het woonadres van appellant (uitkeringsadres) als zijn eigen adres had opgegeven, heeft het college een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van appellant. Op 5 november 2013 hebben sociaal rechercheurs van de gemeente Rotterdam een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres. Ten overstaan van de sociaal rechercheurs heeft appellant, samengevat, onder meer verklaard dat zijn neef in ieder geval vanaf 1 januari van 2013 bij hem verblijft, dat zijn neef hem verzorgt omdat hij ziek is en dat hij hierover niks heeft gezegd omdat hij geen problemen wilde met de woningbouwvereniging en met zijn huursubsidie. Verder heeft appellant verklaard dat zijn neef op het uitkeringsadres soms post krijgt en dat de bedrijfsbus van zijn werk op het uitkeringsadres wordt bevoorraad. Vervolgens is het huisbezoek voortgezet en heeft appellant de slaapkamer laten zien die zijn neef gebruikt. Hij heeft daarbij verklaard dat alle in die slaapkamer aanwezige spullen van zijn neef zijn. In die slaapkamer zagen de sociaal rechercheurs onder meer een tweepersoons bed, een televisie en herenkleding, waaronder werkkleding van de neef. Ook zagen zij diverse poststukken die aan de neef op het uitkeringsadres waren geadresseerd.

1.3.

Op 13 november 2013 heeft een sociaal rechercheur van de gemeente Rotterdam met appellant een gesprek gevoerd op het kantoor van de Afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rotterdam. In dit gesprek heeft appellant onder meer verklaard dat zijn neef niet sinds 1 januari 2013, maar sinds drie of vier maanden bij hem woont en dat zijn neef een sleutel van de woning heeft. Verder heeft appellant verklaard dat als hij ziek is en zich niet lekker voelt, zijn neef hem water en medicijnen geeft. Zijn neef betaalt niks aan appellant, maar haalt de boodschappen als dat nodig is. Appellant kookt en zijn neef eet met hem mee. Verder doet zijn neef de was en het huishouden. De verklaringen van appellant zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt gespreksverslag, dat door de sociaal rechercheur en door appellant is ondertekend.

1.4.

Naar aanleiding van informatie dat de neef van appellant uit de woning van appellant was vertrokken, hebben sociaal rechercheurs op 20 november 2013 opnieuw een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres. Zij hebben daar vastgesteld dat de slaapkamer waar volgens appellant de neef eerder sliep nagenoeg leeg was.

1.5.

Op 28 november 2013 heeft een sociaal rechercheur de neef van appellant telefonisch gehoord. In dit gesprek heeft de neef bevestigd wat tijdens het huisbezoek was geconstateerd en wat appellant had verklaard. Ook heeft de neef desgevraagd de informatie van zijn werkgever dat zijn bedrijfsbus vanaf 6 mei 2013 op het uitkeringsadres werd bevoorraad, bevestigd.

1.6.

Bij besluit van 13 december 2013 heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 6 mei 2013 tot en met 5 november 2013 ingetrokken op de grond dat appellant in deze periode een gezamenlijke huishouding voerde met zijn neef. Verder heeft het college de kosten van bijstand over deze periode tot een bedrag van € 5.322,55 van appellant teruggevorderd.

1.7.

Bij besluit van 16 mei 2014 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 13 december 2013 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ter beoordeling staat de vraag of voldoende feitelijke grondslag aanwezig is voor het standpunt van het college dat appellant in de te beoordelen periode, die loopt van 6 mei 2013 tot en met 5 november 2013, een gezamenlijke huishouding voerde met zijn neef.

4.2.

Ingevolge artikel 3, derde lid, van de WWB is van een gezamenlijke huishouding sprake, indien twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. De vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.

4.3.

De vraag of in een bepaald geval sprake is van een gezamenlijke huishouding dient te worden beantwoord aan de hand van objectieve criteria. Daarbij zijn omstandigheden, zoals ook door appellant genoemd, die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie niet van belang.

4.4.

De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat voldoende feitelijke grondslag bestaat voor de conclusie dat appellant en zijn neef in de te beoordelen periode hun gezamenlijk hoofdverblijf hadden in de woning van appellant en dat zij tevens blijk hebben gegeven zorg te dragen voor elkaar.

4.4.1.

In het bijzonder komt betekenis toe aan het huisbezoek van 5 november 2013, aan de door appellant afgelegde verklaringen van 5 november 2013 en 13 november 2013 en aan de verklaring van zijn neef van 28 november 2013. Deze verklaringen komen ten aanzien van het gezamenlijk hoofdverblijf op het uitkeringsadres met elkaar overeen voor zover het de periode vanaf 6 mei 2013 betreft en zijn met betrekking tot de wederzijdse zorg ook inhoudelijk consistent.

4.4.2.

Appellant heeft aangevoerd dat wat hij tegenover de sociaal rechercheurs heeft verklaard, niet juist is en dat zijn neef slechts af en toe bij hem logeerde en slechts af en toe boodschappen deed. De rechtbank heeft in dit verband, gelet op de vaste rechtspraak (uitspraak van 26 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2512), terecht overwogen dat in het algemeen van de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde en ondertekende verklaring kan worden uitgegaan en een latere intrekking of ontkenning van die verklaring weinig betekenis heeft. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn verklaringen niet in vrijheid dan wel onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd. Van belang hierbij is dat appellant zijn verklaring van 13 november 2013 zonder voorbehoud per pagina heeft ondertekend en dat hij deze verklaring - evenals zijn verklaring van 5 november 2013 - niet onmiddellijk na het afleggen daarvan heeft herroepen. Voorts stemmen deze verklaringen overeen met de verklaring van zijn neef en de informatie die de werkgever van de neef heeft verstrekt.

4.4.3.

Appellant heeft verder aangevoerd dat zijn neef slechts in zijn woning was om appellant te helpen omdat hij ziek was, zoals in zijn cultuur onder familieleden gebruikelijk is. Die omstandigheden zijn echter, gelet op wat in 4.4 is overwogen, niet van betekenis voor de vraag of appellant een gezamenlijke huishouding met zijn neef voerde.

4.4.4.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de stelling van appellant dat zijn neef in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, thans Basisregistratie Personen, nooit ingeschreven heeft gestaan op het uitkeringsadres, niet leidt tot een ander oordeel over het hoofverblijf. De vraag waar iemand hoofdverblijf heeft, dient immers zoals ook onder 4.2 is overwogen te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.

4.5.

Uit 4.4 volgt dat appellant in de te beoordelen periode met zijn neef een gezamenlijke huishouding voerde. Door dit niet aan het college te melden heeft appellant niet voldaan aan de in artikel 17, eerste lid, van de WWB neergelegde inlichtingenverplichting.

4.6.

Op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de WWB , zoals deze bepaling sinds 1 juli 2013 luidde, trekt het college een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

4.6.1.

Vaststaat dat het college als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting door appellant ten onrechte bijstand heeft verleend over de te beoordelen periode. Het college was dus gehouden om de bijstand van appellant in te trekken. Voor het college bestond, anders dan appellant meent, geen ruimte om wegens bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van intrekking af te zien.

4.7.

Op grond van artikel 58, eerst lid, van de WWB , zoals deze bepaling vanaf 1 januari 2013 luidt, vordert het college de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB . Het college was dus gehouden om de gemaakte kosten van bijstand van appellant terug te vorderen.

4.7.1.

Op grond van artikel 58, achtste lid, van de WWB , zoals dat luidde met ingang van

1 januari 2013, kan het college op grond van dringende redenen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Dringende redenen kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. Degene die zich beroept op dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, zal het bestaan van de gestelde dringende redenen in de hiervoor bedoelde zin aannemelijk moeten maken.

4.7.2.

Met de enkele verwijzing naar zijn persoonlijke en financiële situatie heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat zich in zijn geval dringende redenen voordoen in de in 4.7.1 bedoelde zin, zodat het college niet de bevoegdheid toekwam om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. De stelling van appellant dat hij door de terugvordering “twee keer wordt gepakt” omdat het college ook de toeslag zou hebben verlaagd van 20% naar 10% mist feitelijke grondslag, nu het college per 6 november 2014 weer bijstand heeft verstrekt naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%.

4.8.

Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik als voorzitter en A. Stehouwer en F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2016.

(getekend) Y.J. Klik

(getekend) A.M.C. de Vries

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature