De aan appellant opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag is niet onevenredig aan de ernst van het verweten plichtsverzuim. Van een officier van justitie wordt een hoge mate van integriteit, professionaliteit en zorgvuldigheid verwacht. Hij vervult een voorbeeldfunctie. Met het nuttigen van alcohol onder werktijd en het vervolgens ter zitting optreden, heeft appellant de geloofwaardigheid van de strafrechtelijke handhaving in gevaar gebracht en niet alleen zijn eigen positie geschaad, maar ook het aanzien van het openbaar ministerie in gevaar gebracht. Bovendien was appellant een gewaarschuwd man. Zijn staat van dienst kan appellant in deze situatie niet baten. Van onvoldoende begeleiding, ten slotte, is niet gebleken. Uit de stukken komt eerder het beeld naar voren dat leidinggevenden appellant in zijn wil om te presteren moesten afremmen dan dat te grote druk op hem werd uitgeoefend.