U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De Svb heeft niet aannemelijk gemaakt dat appellant in de te beoordelen periode eigenaar was van de woning in [naam gemeente 2], zodat appellanten niet verweten kan worden dat zij hiervan geen melding hebben gedaan. Appellanten treft wel een verwijt wat betreft het niet melden van het bezit van de woning in de gemeente[naam gemeente 1] en de ontvangst van een erfenis. Uitgaande van de door appellanten geschatte waarde van de woning en de hoogte van de gestelde erfenis bieden deze een ontoereikende grondslag voor de conclusie dat het vermogen van appellanten gedurende de gehele in geding zijnde periode boven de van toepassing zijnde grens van het vrij te laten vermogen ligt. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De Svb zal een nader onderzoek moeten instellen naar de vraag of appellanten eigenaar zijn van de woning aan de [adres 1] te [naam gemeente 2]. Bij dat onderzoek kan de Svb de eigendom van de woning van appellanten in de gemeente [naam gemeente 1] en de door appellante ontvangen erfenis betrekken. Na afronding van het onderzoek zal de Svb op basis van de resultaten van dat onderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.

Uitspraak



13/2022 WWB-T en 13/2023 WWB-T

Datum uitspraak: 17 juni 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van

7 maart 2013, 12/1850 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 17 december 2009 (Stb. 2009, 596) oefent de Sociale verzekeringsbank (Svb) per 1 januari 2010 de taken en bevoegdheden in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) voor personen van 65 jaar en ouder uit die voorheen door de gemeenten werden uitgeoefend. Vaststaat dat de bevoegdheid om ten aanzien van appellanten besluiten te nemen ten aanzien van de hen verleende bijstand toekwam aan de Svb. Bij het mandaats- en bekrachtigingsbesluit van 27 september 2012 heeft de Svb de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (college) ten aanzien van appellanten genomen besluiten bekrachtigd. In het navolgende wordt het college telkens met Svb aangeduid.

Namens appellanten heeft mr. N. Menouar, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014. Voor appellanten is

mr. Menouar verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Klok.

OVERWEGINGEN

1.

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellanten ontvingen vanaf 27 december 1998 (aanvullende) bijstand naar de norm voor gehuwden waarvan een echtgenoot jonger is dan 65 jaar, laatstelijk ingevolge de WWB. Sinds 1 juli 2002 is de bijstandsuitkering gewijzigd omdat appellant, geboren op 1 juli 1937, vanaf die datum eveneens een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontving.

1.2.

Nadat tijdens een bijstandsaanvraag van de schoondochter van appellanten naar voren was gekomen dat appellanten onroerende zaken in Marokko hebben, heeft de Sociale Recherche Ede, Rhenen, Wageningen (sociale recherche) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. In dat kader heeft de sociale recherche het Internationaal Bureau Fraude Informatie (IBF) van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de vraag of appellanten beschikken over onroerende zaken in Marokko. Dit onderzoek, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 1 september 2010, is uitgevoerd door de Attaché voor Sociale Zaken van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Rabat (Attaché). Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat appellant sinds ongeveer 1983 een woning op het adres[adres 2] te [naam gemeente 2] bezit, waarvan de waarde op 20 juli 2010 door een lokale makelaar is getaxeerd op € 81.180,-.

1.3.

De sociale recherche heeft appellanten op 29 november 2010 verhoord. Appellanten hebben ontkend voornoemde woning in eigendom te hebben. Wel zijn appellanten eigenaar van een woning in de gemeente [naam gemeente 1], waarvan zij de waarde op ongeveer € 3.000,- schatten, en heeft appellante verklaard over een door haar ontvangen erfenis ten bedrage van € 2.000,-. In verband met de ontkenning van appellanten heeft de sociale recherche nadere vragen aan het IBF gesteld. De bevindingen van dit aanvullende onderzoek, die zijn neergelegd in een rapport van 23 augustus 2011, komen overeen met de conclusie van het eerder verrichte onderzoek. De sociale recherche heeft de onderzoeksresultaten neergelegd in een rapport van 3 oktober 2011.

1.4.

De onderzoeksresultaten zijn voor de Svb aanleiding geweest om bij besluit van

5 oktober 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 maart 2012 (bestreden besluit), de algemene en bijzondere bijstand die is verleend over de periode van 27 december 1998 tot en met 31 december 2007 en de tot en met maart 2011 verleende bijzondere bijstand in te trekken en de over deze perioden gemaakte kosten van bijstand van appellanten terug te vorderen tot een bedrag van € 64.300,14. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de eigendom van onroerende zaken in Marokko, te weten een woning in [naam gemeente 2] en een woning in [naam gemeente 1], en evenmin van de door appellante ontvangen erfenis. Appellanten hebben geen recht op bijstand omdat reeds door de waarde van de woning in [naam gemeente 2] hun vermogen hoger is dan de voor hen van toepassing zijnde grens van het vrij te laten vermogen. Nader onderzoek naar de woning in [naam gemeente 1] en de ontvangen erfenis is om die reden achterwege gebleven.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat niet het college, maar de Svb als het bevoegde bestuursorgaan moet worden aangemerkt. Omdat het bevoegdheidsgebrek bij het mandaatbesluit van 2 oktober 2012 (lees: 27 september 2012) van de Svb met terugwerkende kracht als hersteld kan worden beschouwd, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen in stand gelaten.

3.

Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover hierbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. Zij betwisten dat zij de woning in [naam gemeente 2] in eigendom hebben. Deze woning is niet van hen, maar van hun zoon[naam zoon]. Het verrichte onderzoek is onzorgvuldig geweest omdat, samengevat, de conclusie dat appellanten deze woning bezitten afkomstig is van één persoon, te weten een niet met naam genoemde[naam], en onduidelijk is gebleven waarop de wetenschap van deze[naam] is gebaseerd.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

De in dit geding te beoordelen periode loopt van 27 december 1998 tot en met 31 maart 2011.

4.2.

Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, voor zover van belang, doet de belanghebbende aan de Svb op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Schending van de inlichtingenverplichting vormt een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval wel aan de inlichtingenverplichting zou zijn voldaan over de betreffende periode recht op volledige of aanvullende bijstand bestond.

4.3.

Een besluit tot intrekking van bijstand is een belastend besluit, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het college rust.

4.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de eigendom van de woning in[naam gemeente 1] en de door appellante ontvangen erfenis. Verder staat vast dat de Svb geen onderzoek heeft gedaan naar deze woning en evenmin naar de ontvangen erfenis. In hoger beroep ligt alleen de vraag voor of appellanten in de te beoordelen periode de woning in [naam gemeente 2] eveneens in eigendom hebben gehad.

4.5.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld bieden de onderzoeksbevindingen geen toereikende grondslag voor het standpunt van de Svb dat dat appellanten een woning op het adres [adres 2] te [naam gemeente 2] in Marokko in eigendom hebben en dat appellanten, door hiervan geen melding te maken, de inlichtingenverplichting hebben geschonden.

4.5.1.

Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat het standpunt dat appellanten de woning te [naam gemeente 2] in eigendom hebben enkel is gebaseerd op een tweetal verklaringen van de bevoegde[naam]. Het betoog van de Svb dat uit de verklaringen van appellanten eveneens kan worden afgeleid dat zij de woning in [naam gemeente 2] bezitten, slaagt niet. Hoewel appellanten wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard over de onroerende zaken in Marokko, hebben zij niet verklaard dat zij eigenaar zijn van de woning aan de[adres 2] te [naam gemeente 2]. Dit kan evenmin worden afgeleid uit de door appellanten gegeven omschrijving van de woning. Daarbij is van belang dat appellanten beiden hebben verklaard over het eigendom van een woning in[naam gemeente 3], in de gemeente [naam gemeente 1] en dat appellant expliciet heeft gezegd dat hij met de omschrijving van deze woning het huis in de gemeente [naam gemeente 1] bedoelt.

4.5.2.

In het rapport van 1 september 2010 heeft de Attaché vermeld dat zijn medewerkers van de ambassade op 13 mei 2010 een onaangekondigd bezoek hebben gebracht aan de lokale autoriteiten van de wijk [naam wijk] te [naam gemeente 2]. De bevoegde[naam] heeft toen gezegd dat appellant sedert ongeveer 1983 de woning op adres [adres 2] in eigendom heeft. De Attaché heeft tevens vermeld dat uit de op 17 augustus 2010 ontvangen informatie van

[naam adviseur], Adviseur van de Directeur-Generaal van het Kadaster, is gebleken dat de woning in het kadaster is ingeschreven op naam van een derde persoon. Hierna is de woning getaxeerd door een lokale taxateur. In het taxatierapport van 20 juli 2010 heeft de taxateur het adres[adres 2], [naam wijk] [naam gemeente 2] genoemd, zonder vermelding van een huisnummer. Uit het taxatierapport blijkt niet waarop de in dat rapport genoemde GPS coördinaten zijn gebaseerd. Deze zijn niet vermeld in het rapport van 1 september 2010. Naar aanleiding van het rapport van 1 september 2010 heeft de sociale recherche per email op

2 december 2010 nadere vragen aan het IBF gesteld. De sociale recherche heeft onder meer gevraagd naar de redenen van wetenschap van de[naam], waarbij als voorbeeld is genoemd op wiens naam de energieleverantie staat. Verder heeft de sociale recherche gevraagd naar de informatie van het Kadaster waaruit is gebleken dat deze woning op naam van een derde staat ingeschreven. In het in reactie op deze vragen uitgebrachte rapport van 23 augustus 2011 heeft de Attaché vermeld dat twee medewerkers van de ambassade op 9 juni 2011 opnieuw een bezoek hebben gebracht aan de plaatselijke autoriteiten van het arrondissement [naam wijk] te [naam gemeente 2]. De bevoegde[naam] heeft over zijn redenen van wetenschap verklaard dat appellant en zijn gezin onder dit arrondissement vallen en zij in het verleden vaker administratieve verklaringen aan appellant of zijn gezin hebben verstrekt en een[naam] veel moet weten over de bewoners van zijn wijk. Uit het rapport van 23 augustus 2011 komt niet naar voren om welke verklaringen het gaat en evenmin is nader geconcretiseerd waarop de[naam] zijn wetenschap over de eigendom van deze woning heeft gebaseerd. Uit het rapport blijkt niet van nader onderzoek door het bureau sociale zaken. Zo hebben medewerkers van de ambassade bijvoorbeeld geen bezoek gebracht aan de woning en evenmin omwonenden als getuige gehoord over de vraag wie de eigenaar van de woning is. Verder is onduidelijk gebleven wie de derde persoon is op wiens naam de woning in het kadaster staat ingeschreven. Dat de inschrijving in het kadaster in Marokko niet verplicht is, betekent niet dat daarmee aan een inschrijving geen waarde kan worden toegekend. Daar komt bij dat uit de door appellanten overgelegde rekeningen van de energieleverantie aan de woning in [naam gemeente 2] blijkt dat deze op naam van zoon [naam zoon] staan.

4.5.3.

De hiervoor gesignaleerde gebreken aan het onderzoek van het IBF brengen met zich mee dat de Svb niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in de te beoordelen periode eigenaar was van de woning in [naam gemeente 2], zodat appellanten niet verweten kan worden dat zij hiervan geen melding hebben gedaan. Uit 4.4 volgt dat appellanten wel een verwijt treft wat betreft het niet melden van het bezit van de woning in de gemeente[naam gemeente 1] en de ontvangst van een erfenis. Uitgaande van de door appellanten geschatte waarde van deze woning en de hoogte van de gestelde erfenis bieden deze een ontoereikende grondslag voor de conclusie dat het vermogen van appellanten gedurende de gehele in geding zijnde periode boven de van toepassing zijnde grens van het vrij te laten vermogen ligt.

5.

Uit 4.5 tot en met 4.5.3 volgt dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en evenmin op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Dit betekent dat het bestreden besluit ook wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking komt.

5.1.

Aansluitend dient te worden bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. In dit geval kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand worden gelaten en kan de Raad evenmin zelf in de zaak voorzien. De Svb zal een nader onderzoek moeten instellen naar de vraag of appellanten eigenaar zijn van de woning aan de [adres 1] te

[naam gemeente 2]. Bij dat onderzoek kan de Svb de eigendom van de woning van appellanten in de gemeente [naam gemeente 1] en de door appellante ontvangen erfenis betrekken. Na afronding van het onderzoek zal de Svb op basis van de resultaten van dat onderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.

5.2.

De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet de Svb op te dragen het onder 4.5 geconstateerde gebrek te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt de Svb op binnen drie maanden na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 12 maart 2012 te herstellen met in achtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en M. Hillen en

G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2014.

(getekend) A.B.J. van der Ham

(getekend) A.C. Oomkens

IJ


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature