Uitspraak
11/2947 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2011, 10/6752 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 9 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. van den Buijs, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 24 mei 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 3 februari 2010 heeft het Uwv met toepassing van artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 27 december 2007 aan appellant een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2. Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft het Uwv de bezwaren van appellant gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is met ingang van 27 december 2007 vastgesteld op 80 tot 100%. De WAO-uitkering is per
29 september 2010 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 17 augustus 2010 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Dit besluit, waarbij de herziening met ingang van 29 september 2010 is komen te vervallen en waarmee appellant dus per evengenoemde datum ingedeeld blijft in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%, komt geheel tegemoet aan het in (hoger) beroep gevorderde. Tussen partijen bestaat gezien de inhoud van dit besluit geen geschil meer. Derhalve heeft appellant geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.311,- voor kosten van verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
-veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.311,- te betalen aan de griffier van de Raad;
-bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
KR