Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ingangsdatum verhoging WAO-uitkering naar 85% van het dagloon. Uit de stukken blijkt niet dat appellant reeds eerder verkeerde in een althans voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid, welke geregeld oppassing en verzorging nodig maakt.

Uitspraak



10/1979 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 maart 2010, 09/5628 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 23 september 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooy-Bal.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en 70% van de grondslag.

1.2. Op 24 februari 2009 heeft appellant verzocht om in verband met hulpbehoevendheid zijn WAO-uitkering te verhogen tot 85% van zijn dagloon. Bij besluit van 4 maart 2009 heeft het Uwv met ingang van 24 februari 2009 de uitkering van appellant met toepassing van artikel 22 van de WAO verhoogd naar 85% van het voor appellant geldende dagloon. Bij besluit van 3 augustus 2009 heeft het Uwv het tegen het besluit van 4 maart 2009 door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de WAO-uitkering met ingang van 1 januari 2006 verhoogd naar 85% van het dagloon van appellant.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 3 augustus 2009 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellant als enige beroepsgrond naar voren gebracht dat hij reeds op 19 juni 2002 verkeerde in een verregaande mate van hulpbehoevendheid op grond waarvan verhoging van zijn WAO-uitkering per die datum aan de orde was.

4. Die beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de Raad komt uit de stukken, waarvan met name het rapport van de bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn van 28 juli 2009, niet naar voren dat appellant reeds op 19 juni 2002, de datum van het door de voor het Uwv werkzame arts H.J. Dijkstra over appellant opgestelde rapport, verkeerde in een althans voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid, welke geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, als bedoeld in artikel 22 van de WAO en de toepasselijke beleidsregels. Daarom komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2011.

(get.) J.W. Schuttel.

(get.) I.J. Penning.

GdJ


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature