E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CRVB:2011:BR5136
LJN BR5136, Centrale Raad van Beroep, 09-4888 WWB

Inhoudsindicatie:

Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering. Schending inlichtingenverplichting. Vermogen boven de geldende vermogensgrens. Indien onroerende zaken in een officieel eigendomsregister op naam van een betrokkene staan genoteerd is volgens vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 8 maart 2011, LJN BP8107, de vooronderstelling gerechtvaardigd dat deze zaken een bestanddeel vormen van het vermogen waarover hij daadwerkelijk beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. In een dergelijke situatie is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat het tegendeel het geval is. Naar het oordeel van de Raad heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat zij in weerwil van de tenaamstelling van de woning in de periode in geding daarover niet redelijkerwijs heeft kunnen beschikken. Appellante heeft geen mededeling gedaan aan het College van de tenaamstelling van de woning, terwijl dit gegeven wel van belang is voor het recht op bijstand. Dat appellante niet wist of redelijkerwijs kon weten dat de woning op haar naam stond, komt de Raad onaannemelijk voor, nu voor die tenaamstelling op enigerleiwijze de medewerking van appellante nodig was. Hieruit volgt dat appellante de op haar rustende wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden. Nu er van uit moet worden gegaan dat appellante over de volledige waarde van de woning kon beschikken, is er sprake van een forse overschrijding van het vrij te laten vermogen. Naar het oordeel van de Raad is er dan minder snel sprake van een onevenredigheid als onder 4.6.2 bedoeld, bijvoorbeeld in het licht van de periode die appellante, interende op dit vermogen, in haar levensonderhoud had kunnen voorzien.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie