Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Gemachtigde heeft twee uur vóór aanvang van de zitting van de rechtbank per faxbericht medegedeeld dat appellant kort tevoren uit het ziekenhuis was ontslagen, dat hij en zijn gemachtigde daarom niet ter zitting zouden verschijnen. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien om het verzoek van de gemachtigde van appellant om verdaging van het onderzoek ter zitting in te willigen. Geen sprake van dat rechtbank incompleet dossier heeft ingezonden. Anticumulatie. Autohandel. Aannemelijk dat het verworven inkomen uit die handel als inkomen uit arbeid van appellant moet worden aangemerkt en veel meer bedroeg dan zijn zogeheten maatmaninkomen. Boete in verband met het valselijk opmaken van zeven door het Uwv ter uitvoering van de WAO verstrekte formulieren. Stafrechtelijke vervolging, welke heeft geleid tot een veroordeling van appellant tot een gevangenisstraf door de rechtbank. Boetebesluit wordt vernietigd.

Uitspraak



10/2671 WAO

10/2722 TW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 29 maart 2010, 08/1875 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 5 januari 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft M.J.A. Castelijn, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Castelijn. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

II. OVERWEGINGEN

1. Aan de aangevallen uitspraak - waarin appellant als eiser is aangeduid en het Uwv als verweerder - ontleent de Raad de volgende in dit geding van belang zijnde feiten:

"Eiser ontvangt sinds 1991 uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk naar een arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Daarnaast is hem met ingang van 3 november 2000 toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW) toegekend. Volgens een in oktober/november 2004 vanwege de belastingdienst ingesteld onderzoek heeft eiser sinds 2002 op uitgebreide schaal in auto’s gehandeld. De door eiser daarmee behaalde bruto winst is door de belastingdienst becijferd op € 348.724,47 over 2003 en op € 1.300.310,96 over 2004. In verband hiermee heeft verweerder uiteindelijk bij besluit op bezwaar van 28 april 2008 bepaald dat eisers WAO-uitkering over de jaren 2003 en 2004 met toepassing van artikel 44 van die wet niet wordt uitbetaald, dat hij over die jaren geen recht heeft op TW-toeslag, dat ten gevolge daarvan een bedrag van € 19.249,16 aan ten onrechte betaalde WAO- en TW-uitkering van eiser wordt teruggevorderd en dat eiser een boete verschuldigd is van € 1.925,00. Namens eiser is tegen dat besluit beroep ingesteld. Dat beroep is behandeld ter zitting van 15 februari 2010, waarvan partijen verweerder bij gemachtigde is verschenen. Eisers gemachtigde heeft twee uur vóór aanvang van de zitting per faxbericht medegedeeld dat eiser op 11 februari 2010 uit het ziekenhuis was ontslagen, dat eiser en zijn gemachtigde daarom niet ter zitting zouden verschijnen en dat werd verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden.".

Ook de Raad gaat van deze feiten uit.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat geen termen aanwezig zijn geacht voor verdaging of heropening van het onderzoek ter zitting. Zij heeft het beroep tegen het besluit van 28 april 2008 ongegrond verklaard op grond van de volgende overwegingen:

"Wat betreft de inhoudelijke kant van de zaak wil de rechtbank er op wijzen dat uit genoemd onderzoek van de belastingdienst – waarvan uitgebreide verslagen in het dossier zijn opgenomen – in voldoende mate blijkt dat eiser ten tijde hier van belang zijn maatmaninkomen ruimschoots overstijgende inkomsten uit autohandel heeft ontvangen. Bij wijze van voorbeeld wil de rechtbank hier vermelden dat eiser op 1 december 2004 heeft verklaard dat hij 10 tot 15 auto’s per week verkocht en daar € 750,00 tot € 1000,00 per auto mee verdiende. Eisers grief dat hij die verklaring niet heeft ondertekend kan hem niet baten nu zij is opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Voorts heeft eiser aan het gegeven dat verweerder in 2002 geen consequenties heeft verbonden aan destijds door eiser ontvangen, relatief geringe, inkomsten uit de verkoop van crossmotoren op geen enkele manier het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat de in 2003 en 2004 verworven hoge inkomsten uit autohandel geen invloed zouden hebben op zijn WAO- en TW-uitkering. Tenslotte wordt opgemerkt dat, anders dan eisers gemachtigde bij beroepschrift heeft aangevoerd, de van belang zijnde processen-verbaal van de belastingdienst vóór de hoorzitting op 24 april 2008 aan die gemachtigde zijn verzonden. Daarom kan niet worden staande gehouden dat het bestreden besluit in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht dan wel met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel."

3. Naar aanleiding van hetgeen appellant in hoger beroep tegen deze uitspraak heeft aangevoerd overweegt de Raad het volgende.

4. Ingevolge artikel 16 van de Procesregeling bestuursrecht 2008 willigt de rechtbank een verzoek om verdaging, dat niet is gedaan binnen een week na verzending van de uitnodiging voor de zitting, slechts in indien daarom zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd is verzocht en bovendien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Gelet op het tijdstip waarop het verzoek om verdaging is gedaan en op de inhoud van het faxbericht is aan deze beide voorwaarden niet voldaan. Appellant was niet opgeroepen voor de zitting en mr. Castelijn had ter zitting het standpunt van appellant nader kunnen toelichten, zodat er geen reden is om aan te nemen dat appellant in zijn processuele belangen is geschaad doordat hij dat niet zelf heeft kunnen doen. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om het verzoek van de gemachtigde van appellant om verdaging in te willigen.

5. De stelling dat het door de rechtbank ingezonden procesdossier incompleet is volgt de Raad evenmin. In de fase van beroep is het bestuursorgaan op grond van de artikelen 8:29 en 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht tot overlegging van alle stukken die bij de besluitvorming van het bestuursorgaan een rol hebben gespeeld aan de belanghebbende en aan de rechter, behoudens een zich hier niet voordiende uitzondering. Aan deze verplichting heeft het Uwv voldaan. Het Uwv heeft aan het Functioneel Parket te ’s-Hertogenbosch verzocht om die stukken aan te leveren waaruit blijkt dat appellant in 2003 en 2004 werkzaamheden heeft verricht en waaruit blijkt hoe hoog zijn inkomsten zijn geweest. De door het Functioneel Parket ingezonden processen-verbaal van bevindingen, van verhoor van appellant en van verhoor van andere verdachten zijn onder de nummers 117.1 tot en met 117.58 in het procesdossier opgenomen. De Raad stelt vast dat andere stukken in de strafzaken tegen appellant en andere verdachten geen enkele rol hebben gespeeld bij het thans voorliggende besluit van het Uvw en, gelet op de overwegingen van de rechtbank, evenmin bij haar beoordeling van het beroep. Naar het oordeel van de Raad hadden dan ook geen andere processen-verbaal uit de strafzaken in de beoordeling moeten worden betrokken.

6. Met appellant stelt de Raad vast dat het beroep mede was gericht tegen de boete en dat de rechtbank zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de bij het besluit van 28 april 2008 gehandhaafde boete. In zoverre heeft de rechtbank in strijd gehandeld met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb , zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt voor zover daarbij niet is beslist over de boete. De Raad ziet geen aanleiding de zaak naar de rechtbank terug te wijzen en zal de boete zelf beoordelen.

7. De gronden tegen de toepassing van artikel 44 van de WAO over 2003 en 2004 heeft de rechtbank op goede gronden verworpen. Hetgeen appellant ter zitting van de Raad nog over de inkomsten uit de handel in auto’s en crossmotoren heeft opgemerkt heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid. Volgens vaste rechtspraak mag in beginsel van de juistheid van tegenover opsporingsambtenaren afgelegde verklaringen worden afgegaan, zodat aan het intrekken daarvan of het achteraf ontkennen van het verklaarde, zeker wanneer dat niet direct nadien gebeurt, geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Appellant heeft zijn stelling dat het slechts ging om het bieden van hulp aan zijn zoon bovendien niet met enig (begin van) bewijs gestaafd. Er is dan ook geen reden te twijfelen aan de inhoud van de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de verhoren van appellant en de bij die handel betrokken [C.D.] en [E.F.]. Op grond van die processen-verbaal, in onderlinge samenhang bezien, is aannemelijk dat het verworven inkomen uit die handel als inkomen uit arbeid van appellant moet worden aangemerkt en in 2003 en 2004 veel meer bedroeg dan zijn zogeheten maatmaninkomen.

8. Tegen de intrekking van de toeslag ingevolge de TW en tegen de terugvordering heeft appellant geen afzonderlijke gronden geformuleerd. Dat is anders met betrekking tot de door het Uwv opgelegde en gehandhaafde boete. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant een afschrift van een tegen hem uitgebrachte dagvaarding overgelegd waaruit blijkt dat appellant door het Openbaar Ministerie is vervolgd wegens overtreding van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in verband met het valselijk opmaken van zeven door het Uwv ter uitvoering van de WAO verstrekte formulieren. Die vervolging heeft geleid tot een veroordeling van appellant tot een gevangenisstraf door de rechtbank. Gelet hierop kan het besluit van 28 juli 2008, voor zover daarbij de boete is gehandhaafd, wegens strijd met artikel 29d van de WAO en 14d van de TW , zoals deze bepaling luidde tot 1 juli 2009, niet in stand blijven.

9. Uit hetgeen is overwogen onder 6 en 8 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover daarbij niet is beslist over de boete. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het besluit van 28 april 2008 vernietigen voor zover daarbij de boete is gehandhaafd, het primaire boetebesluit van 16 maart 2007 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit vernietigde besluitonderdeel. Voor het overige blijft het besluit van 28 april 2008 in stand.

10. De Raad ziet aanleiding voor een kostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 in verbinding met artikel 7:15 van de Awb wegens verleende rechtbijstand in het geschil over de boete. Deze kosten worden in bezwaar vastgesteld op € 322,-, in beroep op € 322,-- en in hoger beroep op € 874,-, in totaal derhalve op € 1.518,-.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij niet is beslist over de boete;

Verklaart het beroep gegrond;

Vernietigt het besluit van 28 april 2008 voor zover daarbij het besluit van 16 maart 2007 is gehandhaafd;

Herroept het besluit van 16 maart 2007 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluitonderdeel;

Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,-;

Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal € 150,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2011.

(get.) G.A.J. van den Hurk.

(get.) M.A. van Amerongen.

JL


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature