U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Met nader besluit niet geheel tegemoet gekomen. Privaatrechtelijke dienstbetrekking prostituees. Correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005. Toepassing brutering naar het bekendentarief.

Uitspraak



09/797 CSV

10/1024 CSV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 januari 2009, 08/103 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 25 maart 2010

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.G. Corver, werkzaam bij Huizing Belastingadviseurs te Ede, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 3 juni 2009 heeft het Uwv nadere besluiten, gedateerd 22 mei 2009, in het geding gebracht.

Bij brief van 29 januari 2010 is namens appellant mede op deze nadere besluiten gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2010. Daartoe ambtshalve opgeroepen is voor appellant verschenen mr. Corver voornoemd. Het Uwv, ambtshalve opgeroepen bij gemachtigde, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Kuipers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de regelgeving zoals die luidde ten tijde hier van belang.

2. Appellant exploiteert op het adres [adres] te Zutphen onder de handelsnaam “[handelsnaam]“ een ontspanningscentrum/seksinrichting in de vorm van een eenmanszaak.

2.1. Op grond van onderzoeken van de Belastingdienst Oost/kantoor Winterswijk en het Uwv is vastgesteld dat de in de jaren 2002 tot en met 2005 bij het bedrijf van appellant betrokken prostituees werkzaam zijn geweest in een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat appellant premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd is over die jaren.

2.2. Op 22 juni 2007 heeft het Uwv aan appellant correctienota’s over de hiervoor vermelde jaren en een boetenota over 2003 opgelegd. Bij besluit van 5 december 2007 heeft het Uwv de tegen die nota’s gemaakte bezwaren gegrond verklaard in die zin dat de boetenota over het jaar 2003 is ingetrokken en de correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 naar beneden zijn bijgesteld door de brutering naar het anoniementarief te laten vervallen en daarvoor in de plaats brutering naar het bekendentarief toe te passen.

3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 5 december 2007 ongegrond verklaard.

4. Het Uwv heeft bij de in rubriek I genoemde besluiten van 22 mei 2009 de correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 nogmaals neerwaarts bijgesteld. De Raad zal deze besluiten met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de beoordeling betrekken.

5. In hoger beroep heeft appellant de juistheid van de aangevallen uitspraak en de besluiten van 22 mei 2005 gemotiveerd bestreden.

6. De Raad komt met betrekking tot de aangevallen uitspraak tot de volgende beoordeling.

6.1. De Raad kan zich verenigen met het oordeel van de rechtbank dat er tussen appellant en de be-trokken prostituees sprake is geweest van een tot verzekeringsplicht leidende privaatrechtelijke dienstbetrekking in de jaren hier in geding, waartoe de Raad het volgende overweegt.

6.1.1. Aan de onderzoeksresultaten ontleent de Raad de volgende feitelijke gegevens over de be-drijfsvoering. De prostituees waren werkzaam in een bedrijfspand van appellant. Appellant stelde de werkkamers en de benodigde bedrijfsmiddelen (zoals handdoeken, voorbehoedsmiddelen e.d.) aan de prostituees - om niet - ter beschikking.Hij trad naar buiten met advertenties voor het bedrijf en wierf daarin ook nieuwe prostituees. De (vaste) openingstijden van het bedrijf werden door ap-pellant vastgesteld. Binnen die openingstijden was sprake van een inplanning van de werkzaamhe-den van de diverse prostituees. Voorts hanteerde appellant voor de diensten van de prostituees al-gemene (minimum-)tarieven in de vorm van een prijslijst, die op elke kamer aanwezig was en waaraan de prostituees zich in beginsel dienden te houden. Gedurende de openingstijden was ap-pellant altijd aanwezig en hield hij toezicht. Daarnaast bestond er screening door appellant op as-pecten van nationaliteit en leeftijd van de prostituees, waren er kleding-voorschriften en deelde ap-pellant aan nieuwkomers de gang van zaken binnen het bedrijf mee. Bovendien, als een menings-verschil tussen de klant en de prostituee over de dienstverlening escaleerde, kwam het bij appellant als eindverantwoordelijke terecht. Dat de prostituees vrij waren in hun feitelijke taakvervulling en het bedingen van hun zelf begunstigde bijkomende condities binnenskamers laat onverlet dat zij toch telkens wanneer zij werkzaam waren zich hielden aan de hierboven vermelde algemene regu-lering en wijze van uitvoering onder toezicht van appellant welke voor ieder van de prostituees gold. Met een en ander acht de Raad een gezagsrelatie zoals vereist voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de sociale werknemersverzekeringswetten tussen ap-pellant en de prostituees genoegzaam gegeven.

6.1.2. Mede tegen de achtergrond van het voorgaande moet tevens worden aangenomen dat is voldaan aan het vereiste van persoonlijke dienstverrichting op de tussen appellant en de prostituees overeengekomen werktijden. In dit verband leidt de Raad uit de onderzoekbevindingen af dat de prostituees zich ook niet zonder overleg met appellant konden laten vervangen door een ander.

6.1.3. Gelet op de afspraken tussen appellant en de prostituees hieromtrent, was tevens sprake van een vergoeding die moet worden beschouwd als een tegenprestatie voor de verrichte arbeid en om die reden als loon was aan te merken.

6.2. De stelling van appellant dat het Uwv zich niet op het rapport van de belastingdienst heeft mogen baseren omdat de bevindingen deels onjuist of onvolledig zijn, kan de Raad niet volgen. De in het rapport van de belastingdienst van 13 februari 2006 vermelde conclusie laat er geen misverstand over bestaan dat appellant op grond van de bevindingen wordt aangemerkt als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting. De omstandigheid dat de belastingdienst in bezwaar de naheffingsaanslagen over de jaren 2001 tot en met 2005 niet heeft gehandhaafd, levert op zichzelf geen grond op om het daaraan voorafgaande onderzoek als onzorgvuldig aan te merken. Uit het besluit van 5 oktober 2007, waarbij de belastingdienst de opgelegde naheffingsaanslagen heeft vernietigd en op nihil gesteld, blijkt dat de belastingdienst daarmee niet is teruggekomen op de in het rapport vermelde bevindingen en de daaruit getrokken conclusie. De belastingdienst is immers uitsluitend aan appellant tegemoet gekomen op grond van het oordeel dat in de hier aan de orde zijnde jaren sprake is geweest van opgewekt vertrouwen. Daarbij is uitdrukkelijk aangegeven dat dit vertrouwen wordt beëindigd in het onderhavige onderzoeksrapport. Van door het Uwv opgewekt vertrouwen is geen sprake geweest.

6.3. De Raad stelt evenwel vast dat het Uwv met de correctienota’s van 22 mei 2009 te kennen heeft gegeven de beslissing op bezwaar van 5 december 2007, voor zover deze ziet op de correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 zoals die toen luidden niet langer te handhaven. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, waarbij die correctienota’s in stand zijn gelaten, voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep tegen het besluit van 5 december 2007 is gegrond en dit besluit zal, voor zover het ziet op de instandhouding van de correctienota’s, worden vernietigd.

7. Met betrekking tot de besluiten van 22 mei 2009 overweegt de Raad het volgende.

7.1. In het verweerschrift van 30 maart 2009 heeft het Uwv de Raad laten weten zich te kunnen vinden in de stelling van appellant dat de omzetbelasting in mindering dient te worden gebracht op de in het rapport van de belastingdienst van 12 december 2006 op bladzijde 7 vermelde bedragen, en gaat het Uwv, nu de door appellant in het beroepschrift vermelde bedragen, welke afkomstig zijn uit zijn eigen administratie, niet veel afwijken van de door de belastingdienst vermelde netto bedragen, uit van de door appellant vermelde bedragen. Nu appellant over deze netto bedragen geen premies en loonbelasting heeft ingehouden, dienen - aldus het Uwv - deze bedragen, om tot een bruto sociaal verzekeringsloon te komen waarover de premies werknemersverzekeringen berekend worden, gebruteerd te worden naar het bekendentarief. Deze nieuwe berekening is vervolgens neergelegd in de correctienota’s van 22 mei 2009.

7.2. Naar aanleiding van hetgeen dienaangaande door appellant is aangevoerd merkt de Raad het volgende op. Volgens vaste rechtspraak dient in het geval de werkgever de naheffing door de belastingdienst niet bij de werknemer verhaalt maar voor zijn rekening neemt, de loonbelasting die ten onrechte niet op het loon van de werknemers is ingehouden te worden aangemerkt als voordeel uit dienstbetrekking waarover premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn. Echter, de omstandigheid dat de belastingdienst bij het besluit van 5 oktober 2007 de naheffingsaanslagen heeft vernietigd en op nihil heeft gesteld dient te leiden tot ongedaanmaking van de aan appellant opgelegde premiecorrecties, voor zover deze betrekking hebben op het als premieloon aangemerkte voordeel dat de werknemers van appellant hebben genoten doordat appellant de loonheffing over het uitbetaalde loon voor zijn rekening heeft genomen.

7.3. Het voorgaande brengt de Raad tot de conclusie dat de correctienota’s van 22 mei 2009 eveneens dienen te worden vernietigd en dat het Uwv nadere correctienota’s over die jaren zal moeten vaststellen. Met het oog op deze nadere besluitvorming geeft de Raad het Uwv in overweging daarbij te betrekken de - cijfermatig onderbouwde - stelling van appellant dat het Uwv ten onrechte bij de berekening van de correctienota’s er vanuit is gegaan dat de prostituees iedere dag een vergoeding hebben ontvangen ter hoogte van ten minste het maximale dagloon en dat ook op dit punt de correctienota’s nog steeds te hoog zijn vastgesteld.

8. De Raad ziet ten slotte aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644, in hoger beroep, voor verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 5 december 2007 gegrond en vernietigt dat besluit voorzover het de correctienota’s betreft;

Verklaart het beroep tegen de correctienota’s van 22 mei 2009 gegrond en vernietigt deze correctienota’s;

Bepaalt dat het Uwv nieuwe correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 vaststelt met inachtneming van deze uitspraak;

Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288,--;

Bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 148,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en R. Kooper en C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2010.

(get.) R.C. Schoemaker.

(get.) R.L.G. Boot.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden enhet begrip loon in de artikelen 4 tot en met 8 van de Co ördinatiewet Sociale Verzekering.

SG


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature