U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Strafontslag wegens ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Appellant heeft niet de gepaste zakelijke afstand bewaard die hem als politiefunctionaris betaamt en heeft bovendien door zijn bemoeienis het onderzoek naar zijn gestolen motorscooter ernstig belemmerd. Door een proces-verbaal op te maken dat niet met de waarheid strookt heeft appellant het in hem te stellen vertrouwen ernstig beschaamd.

Uitspraak



08/6843 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 oktober 2008, 08/2037 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Korpsbeheerder van de politieregio Hollands Midden (hierna: korpsbeheerder)

Datum uitspraak: 18 maart 2010

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 08/4011 AW en 08/6488 AW, plaatsgevonden op 4 februari 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. van Harmelen, advocaat te ’s-Gravenhage. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Meindertsma, werkzaam voor de politieregio Hollands Midden. In deze zaak wordt thans afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

1.1. Appellant was werkzaam bij de politieregio Hollands Midden en ten tijde van belang tewerkgesteld in [plaatsnaam]. Op 1 oktober 2006 heeft hij aangifte gedaan van diefstal van zijn motorscooter. Nadat appellant een tip had gekregen dat zijn motorscooter zich bevond in een kelderbox, heeft de politie ter plekke onderzoek gedaan. Appellant was daarbij aanwezig. De motorscooter werd niet aangetroffen. In de nacht van 3 op 4 oktober 2006 heeft appellant zijn motorscooter elders teruggevonden. Als gevolg van gebeurtenissen rondom de gestolen motorscooter en appellants optreden daarbij is een disciplinair onderzoek ingesteld. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is appellant bij brief van 26 juni 2007 het voornemen meegedeeld om hem strafontslag te verlenen. Nadat hij daarop schriftelijk en mondeling zijn zienswijze had gegeven, heeft de korps-beheerder appellant bij besluit van 21 september 2007 onvoorwaardelijk strafontslag verleend, subsidiair ontslag wegens ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Dit besluit is na bezwaar gehand-haafd bij besluit van 12 februari 2008 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.

3.1. Appellant wordt kort gezegd verweten dat hij i) het onderzoek naar zijn gestolen motorscooter heeft belemmerd door getuigen te beletten een juiste verklaring af te leggen, ii) zich als aangever had dienen te onthouden van bemoeienis met het onderzoek ter plaatse, iii) zich als aangever had dienen te onthouden van het opmaken van een proces-verbaal, iv) een onjuist proces-verbaal heeft opgemaakt en daarvoor niet de juiste procedure heeft gevolgd, v) de aangifte heeft willen intrekken en vi) de door de politie in beslag genomen kentekenplaat onder zich heeft genomen en gehouden waardoor het opsporingsbelang is genegeerd.

3.2. De grief dat het interne onderzoek is uitgevoerd door een niet onbevooroordeelde onderzoeker, zodat het strafontslag reeds daarom geen stand kan houden, slaagt niet. De enkele stelling dat appellant in het verleden tegen deze onderzoeker een klacht heeft ingediend, die hij overigens weer heeft ingetrokken, acht de Raad onvoldoende voor de conclusie dat het onderzoek niet deugdelijk en zorgvuldig is geweest. Ook overigens ziet de Raad daarvoor in de gedingstukken geen aanwijzingen. Van betrokkenheid van appellants (voormalige) chef van de Criminele Inlichten Eenheid bij de totstandkoming van het strafontslag is in geen enkel opzicht gebleken.

3.3. Appellant heeft de handeling genoemd onder i) betwist. Hij heeft echter niet afdoende kunnen verklaren waarom niet eerder dan bij indiening van zijn bezwaarschrift de identiteit van de tipgever, aangeduid als de “Turkse jongen”, is bekend gemaakt. Van de zijde van de korpsbeheerder is er herhaaldelijk op aangedrongen die identiteit prijs te geven opdat deze jongen in het interne onderzoek zou kunnen worden gehoord. De ver-klaring van deze “Turkse jongen” is gedateerd [datum] en was appellant dus bekend ten tijde van de zienswijze die is ingebracht tegen het voornemen hem te ontslaan. Appellant heeft van die identiteit echter op dat moment geen melding gemaakt en dit kan worden aangemerkt als het belemmeren van het onderzoek. Dit is terecht aangemerkt als plichtsverzuim. De Raad is er verder op grond van de afgelegde verklaringen voldoende van overtuigd geraakt dat appellant tevens heeft getracht de eigenaar van de scooter-winkel aanvankelijk ervan te weerhouden een verklaring af te leggen. Appellant heeft door dit alles de schijn opgeroepen dat hij iets te verbergen had.

3.4. Appellant heeft zich voorts, door bij het onderzoek van de kelderbox waar zich zijn motorscooter zou bevinden (actief) aanwezig te zijn, niet gedragen zoals het hem als politieambtenaar betaamt. Hij had gepaste afstand moeten bewaren en zich zakelijk moeten opstellen.

3.5. Appellant had als aangever van de diefstal zeker niet een proces-verbaal van bevindingen op moeten maken. Ook al werd hem dit wellicht gevraagd, hij had daarin een eigen verantwoordelijkheid. Appellant heeft dit proces-verbaal op zijn eigen naam en op die van zijn collega V opgemaakt, afgesloten, geprint en ondertekend en niet eerst aan zijn collega aangeboden ter fiattering. Dat appellant het proces-verbaal bij de floormanager heeft achtergelaten, zoals hij heeft verklaard, maakt dat niet anders. Dit klemt te meer nu V de juistheid van het proces-verbaal op wezenlijke punten heeft betwist. Ook deze handelwijze past een politiefunctionaris niet en is terecht als plichtsverzuim aangemerkt.

3.6. Of appellant nu de kentekenplaat van zijn motorscooter uit handen van een collega heeft weggegrist, zoals deze collega heeft verklaard, of aangepakt zoals appellant heeft aangegeven, hij had die kentekenplaat niet mogen meenemen. Hij heeft daarmee het opsporingsonderzoek verstoord.

3.7. Samengevat moet worden geoordeeld dat appellant niet de gepaste zakelijke afstand heeft bewaard die hem als politiefunctionaris betaamt en bovendien door zijn bemoeienis het onderzoek naar zijn gestolen motorscooter ernstig heeft belemmerd. Door een proces-verbaal op te maken dat niet met de waarheid strookt heeft appellant het in hem te stellen vertrouwen ernstig beschaamd. Appellant heeft door zijn gedrag het beeld opgeroepen dat hij niet betrouwbaar is. Dat beeld heeft hij nadien, gelet op de klachten van de eigenaar van de scooterwinkel en zijn collega V, zeker niet kunnen wegnemen. Hoewel aan appellant kan worden toegegeven dat de handeling onder v) bezwaarlijk als plichtsver-zuim kan worden bestempeld, is de Raad van oordeel dat al de andere verweten gedragingen terecht zijn aangemerkt als toerekenbaar ernstig plichtsverzuim, waarvoor bestraffing op haar plaats was.

3.8. De straf van onvoorwaardelijk ontslag acht de Raad niet onevenredig. De korps-beheerder moet kunnen vertrouwen op de integriteit van zijn werknemers en appellant heeft dat vertrouwen ernstig beschaamd. Het langdurig dienstverband van appellant kan daarom niet zoveel gewicht in de schaal leggen als hij graag zou zien.

4. Het hoger beroep van appellant kan dus niet slagen en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proces-kosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2010.

(get.) J.G. Treffers.

(get.) P.W.J. Hospel.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature