E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CRVB:2009:BK5659
LJN BK5659, Centrale Raad van Beroep, 08-888 WWB

Inhoudsindicatie:

Toerekening bijstandsuitkering en daarbij tevens de bijstand met 10% gedurende een maand verlaagt. Aan deze verlaging heeft het College ten grondslag gelegd dat appellant zich niet tijdig heeft laten inschrijven als werkzoekende bij het CWI. De Raad stelt vast dat indien appellant op 4 september 2006, evenals op 22 september 2006, een persoon was zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de aanvraag om bijstand moest worden ingediend bij het College. Het College erkent, zoals blijkt uit het besluit van 27 februari 2007, dat mr. Sprakel op 4 september 2006 het College schriftelijk heeft verzocht om aan appellant een uitkering toe te kennen. Dit schrijven vermeldt de naam en geboortedatum van appellant en zijn domicilieadres. Daarin is tevens aangegeven dat appellant in Haarlem verblijft zonder vaste verblijfplaats. De Raad is van oordeel dat appellant zich op deze wijze bij het College heeft gemeld om bijstand aan te vragen. De Raad onderschrijft derhalve niet het standpunt van het College dat appellant de bijstand persoonlijk en schriftelijk had moeten aanvragen bij het CWI. Het College dient op grond van artikel 44, eerste lid, van de WWB vast te stellen of appellant vanaf de datum waarop hij zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen recht heeft op bijstand. Naar het oordeel van de Raad had het College zich bij de heroverweging van het besluit van 30 oktober 2006 een oordeel dienen te vormen over de vraag of appellant op 4 september 2006 een persoon was zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en, zo ja, of hij vanaf 4 september 2006 recht heeft op bijstand. Gelet op de expliciete aanvraag om bijstand op 4 september 2006 kan appellant niet worden tegengeworpen dat hij op het inlichtingenformulier aanvraag WWB heeft aangegeven dat hij de bijstand op 22 september 2006 wil laten ingaan. De Raad komt derhalve tot de conclusie dat het besluit van 27 februari 2007 voor zover het ziet op de ingangsdatum van de bijstand niet op een deugdelijke grondslag berust. De Raad is derhalve met het College en de rechtbank van oordeel dat appellant zich niet tijdig heeft laten registeren als werkzoekende bij het CWI. De Raad is niet gebleken dat elke vorm van verwijtbaarheid aan de kant van appellant ontbreekt. Hieruit vloeit voort dat het College op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB gehouden was de bijstand te verlagen overeenkomstig de Sanctieverordening. Voor zover het betreft de ingangsdatum van de bijstand niet berust op een deugdelijke grondslag. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het besluit van 27 februari 2007 gegrond verklaren en dat besluit voor zover het betreft de ingangsdatum van de bijstand wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen. De Raad zal het College opdragen in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie