Afwijzing verzoek om een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Wvg . Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante niet is verhuisd naar de voor haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning. Voldoende aannemelijk gemaakt, dat er in de periode in geding méér geschikte woningen voorhanden waren. Op het College rustte geen verderstrekkende onderzoeksplicht, nu al tot aankoop van een woning was overgegaan voordat de woningaanpassing was aangevraagd. Niet is gebleken dat toepassing van de Verordening in dit geval leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.