De door het Lisv genomen of niet ongedaan gemaakte besluiten tot malusoplegging zijn onrechtmatig. In de uitvoering van de malusregeling is een rechtens onaanvaardbare verscheidenheid ontstaan waartegen noch door het Lisv noch door het Ctsv adequaat is opgetreden. Het Lisv, zijn rechtsvoorgangers, zijn gemandateerde uitvoeringsinstellingen en het Ctsv hebben zich onvoldoende gekweten van hun taak en verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat na de invoering van de Wet Amber de malusregeling conform de uitdrukkelijke wens van de wetgever op uniforme wijze zou worden uitgevoerd. De verschuldigdheid van een malus is afhankelijk geworden van een groot aantal min of meer toevallige factoren, waardoor de door de wetgever beoogde gelijke en uniforme benadering op evidente wijze in haar tegendeel is omgeslagen. Onder deze omstandigheden komt het resultaat van de gevolgde wijze van besluitvorming zozeer in strijd met de eis van een consistente beleidsvoering, dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het in artikel 3:4 lid 2 Awb besloten liggende verbod van willekeur.