E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CBB:2016:321
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 16/255 16/265 16/364 16/365

Inhoudsindicatie:

Uit de uitspraak van 1 december 2015 (ECLI:NL:CBB:2015:370) volgt niet dat het contractvereiste per definitie in strijd is met de artikelen 11 en 13 van de Zvw . Dat is alleen het geval voor zover het ontbreken van een contract ertoe kan leiden dat de huisarts niet meer de zorgprestaties kan leveren waarop de bij hem ingeschreven verzekerde patiënt krachtens artikel 11 van de Zvw aanspraak maakt. Verweerster heeft, vanuit dit vertrekpunt, binnen de nieuwe tariefbeschikkingen 2015 en 2016 twee categorieën zorgprestaties onderscheiden:

- prestaties die betrekking hebben op de specifieke zorghandelingen die door de huisarts zelf worden verricht en waarvan de patiënt mag verwachten dat de door hem gekozen huisarts die verricht (hierna: categorie 1); en

- declaratietitels die geen specifieke zorghandeling beschrijven, maar aanvullende vergoedingsmogelijkheden die resultaat belonen, innovaties mogelijk maken of een efficiëntere inrichting van de praktijk door middel van taakdelegatie stimuleren. Ook bij het uitblijven van de mogelijkheid om deze declaratietitels te declareren kan de zorg waar de patiënt om vraagt door de huisarts worden geleverd en gedeclareerd (hierna: categorie 2).

Voor categorie 1 heeft verweerster het contractvereiste laten vervallen en het contractvereiste uitsluitend nog gekoppeld aan vergoedingstitels in categorie 2. Naar het oordeel van het College heeft verweerster daarmee in algemene zin de juiste gevolgtrekkingen aan de uitspraak van 1 december 2015 verbonden. De beroepsgrond dat verweerster het contractvereiste in het geheel niet meer mag hanteren faalt dan ook.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie