Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

Vijfde enkelvoudige kamer

AWB 06/796 17 april 2007

11227 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II

Uitspraak in de zaak van:

A, te X, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. B.M. Kleijs, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.

1. Het procesverloop

Appellant heeft bij brief van 23 oktober 2006, bij het College binnengekomen op 27 oktober 2006, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 september 2006.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen verweerders beslissing van 4 april 2006 ongegrond verklaard, bij welk besluit aan appellant een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II.

Bij brief van 16 november 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Op 6 maart 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigde van verweerder hun standpunt hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II (hierna: Regeling) is, voor zover en ten tijde hier van belang, het volgende bepaald:

"§ 2 Maatregelen ter wering van insleep van Aviaire Influenza

Artikel 3

1. Het is verboden pluimvee te houden.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien wordt voldaan aan deze paragraaf.

Artikel 4

1. De houder van pluimvee neemt passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met trekvogels of hun uitwerpselen.

2. Onder passende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste begrepen het niet doorlaatbaar afdichten aan de bovenzijde van de al dan niet beperkte uitloop en het afschermen met netten van de zijkanten van deze uitloop.

(…)"

In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) is het volgende bepaald.

"Artikel 10 6

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen."

In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is voorts het volgende bepaald.

"Artikel 5:2 2

De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang bestaat slechts indien zij bij of krachtens de wet is toegekend.

Artikel 5:3 2

1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.

3. Voor het opleggen van een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.

4. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

5. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Met ingang van 20 februari 2006 gold de zogenoemde ophokplicht.

- Appellant houdt als hobby kippen op zijn boerderij in X. Op 1 april 2006 hebben twee ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) bij appellant een controle ingesteld en daar ca. 35 loslopende kippen (hanen en hennen) aangetroffen. Blijkens het afdoeningrapport hebben de ambtenaren vastgesteld dat appellant voldoende ruimte heeft om het loslopende pluimvee op te hokken. Na kennisneming van de zienswijze van appellant is hem is een termijn van drie dagen gegeven (voor 4 april 2006) om zijn pluimvee alsnog op te hokken. Voorts hebben de ambtenaren appellant het voornemen meegedeeld om hem ter beëindiging van de overtreding van het in paragraaf 2 van de Regeling bepaalde een last onder dwangsom op te leggen.

- Bij besluit van 4 april 2006 heeft verweerder appellant gelast uiterlijk op 7 april 2006 de overtreding ongedaan te hebben gemaakt door het nemen van passende maatregelen, zoals bedoeld in §2 van de Regeling en hieraan een dwangsom verbonden van € 100,- per dag voor iedere dag, c.q. dagdeel dat appellant niet aan de opgelegde last voldoet, met een maximum van € 400,-.

- Bij brief van 8 april 2006 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.

- Op 14 juli 2006 is appellant op zijn bezwaren gehoord.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en hiertoe het volgende overwogen.

Op 17 februari 2006 is de Regeling van kracht geworden. Het ophokken van pluimvee in Nederland is noodzakelijk, aangezien de kans op een uitbraak van Aviaire Influenza zeer reëel is. Uit het afdoeningsrapport van de medewerkers van de AID blijkt dat appellant voldoende ruimte had om op te hokken. Dat appellant deze ruimtes hiervoor wellicht had moeten aanpassen, maakt niet dat hij hiervan af mocht zien.

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft in beroep aangevoerd dat men kippen die in de vrije natuur leven niet kan opsluiten. Deze dieren raken er helemaal gestrest van. Voorts had hij geen ruimte om de dieren op te sluiten, omdat ook de schapen naar binnen moesten in verband met het lammeren. Bovendien liepen er op dat moment ook kippen van derden op zijn erf. Op 100 meter van zijn terrein liepen honderden ganzen en zwanen, die niet opgehokt hoefden te worden. Het nut van de maatregel ontgaat appellant dan ook.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat appellant artikel 3 van de Regeling heeft overtreden doordat hij zijn kippen in april 2006 vrij op zijn erf heeft laten lopen.

Gelet op artikel 106 Gwd juncto artikel 5:32 Awb komt aan verweerder dan ook de bevoegdheid toe om bestuursdwang toe te passen en om in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen.

5.2 Ter beoordeling staat of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het College is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.

Het College stelt voorop dat verweerder – gelet op de gevaren van Aviaire Influenza voor pluimvee, en mogelijk ook voor de mens – in redelijkheid heeft kunnen komen tot het beleid om direct bij constatering van een schending van de ophokplicht een dwangsom op te leggen.

De stelling van appellant dat hij geen ruimte had om de te kippen overdag op te hokken, treft geen doel. Blijkens het afdoeningsrapport had appellant voldoende ruimtes tot ophokken. Dat appellant het noodzakelijk achtte om deze ruimtes voor zijn schapen te gebruiken doet daaraan niet af. Appellant beschikte daarenboven, zoals hij ter zitting heeft verklaard, over ruimte om de kippen in de nacht binnen te houden. Voor zover appellant toch meende niet over voldoende ruimtes te beschikken om aan de plicht tot ophokken van pluimvee te voldoen, geldt dat appellant, gezien het tijdstip van inwerkingtreden van de Regeling op 17 februari 2006, voldoende gelegenheid heeft gehad om mogelijke aanpassingen te verrichten. Het gegeven dat de kippen door het ophokken gestresst raken, is naar het oordeel van het College onvoldoende reden om van het ophokken af te mogen zien, mede gelet op de belangen die worden gediend met de ophokplicht.

Het College is met verweerder van oordeel dat de omstandigheid dat er elders ganzen en zwanen los liepen en dat er ook kippen van derden op zijn erf liepen, appellant niet van zijn verplichting ontslaat om passende maatregelen te nemen ten aanzien van zijn eigen pluimvee ten einde te voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met trekvogels of hun uitwerpselen.

De slotsom is dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot oplegging van de last onder dwangsom.

5.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

5.4 Het College ziet geen aanleiding een der partijen met toepassing van artikel 8:75 Awb in de kosten van de ze procedure te veroordelen.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2007.

w.g. A.J.C. de Moor-van Vugt w.g. A. Graefe


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature