U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Heffing

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 04/363 13 mei 2005

4000 Heffing

Uitspraak in de zaak van:

A B.V., te X, appellante,

gemachtigde: B, directeur van appellante,

tegen

het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, verweerder,

gemachtigde: mr. B.C. Westenbroek, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 5 mei 2004, die diezelfde dag bij het College is binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 25 maart 2004.

Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard de bezwaren die appellante had gemaakt tegen de haar voor het jaar 2003 op grond van de Heffingsverordening 2003 opgelegde heffing.

Bij brief van 27 mei 2004 heeft appellante de gronden van het beroep aangevuld.

Op 12 juli 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 1 april 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellante is niet verschenen. Verweerder heeft bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de door het bestuur van verweerder vastgestelde Heffingsverordening 2003 (PBO Blad 2003, nr. 74) is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

(…)

b. onderneming: onderneming waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld;

(…)

d. omzet: omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven.

Artikel 2

Over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 wordt aan degenen die een onderneming drijven als basisheffing opgelegd een voor al deze ondernemingen gelijk bedrag van € 225.

Artikel 3

1. Onverminderd de in artikel 2 genoemde basisheffing wordt over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 aan degene die een onderneming drijft een heffing opgelegd op grondslag van de omzet. Het tarief bedraagt:

- voor het gedeelte van de omzet tot en met € 50.000: nihil;

- voor het gedeelte van de omzet van € 50.001 tot en met € 750.000: 2,6 promille van de omzet.

- voor het gedeelte van de omzet van € 750.001 tot en met € 7.500.000: 1,7 promille van de omzet.

Geen heffing is verschuldigd over het gedeelte van de omzet liggend boven € 7.5000.000.

(…)"

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante exploiteert blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Y een onderneming met als bedrijfsomschrijving:

"De fabricage, de montage en de im- en export van en de handel in alle soorten bouwprodukten."

- In 2002 is appellante door verweerders rechtsvoorganger, het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf, over dat jaar een heffing in rekening gebracht ten bedrage van € 6.100,--. Deze heffing is gebaseerd op een behaalde omzet van € 10.850.000,--.

- Bij factuur van 14 januari 2004 heeft verweerder bij appellante op grond van de Heffingsverordening 2003 voor genoemd jaar een heffing ten bedrage van € 13.103,-- in rekening gebracht. Deze heffing is gebaseerd op een behaalde omzet van € 12.048.000,--.

- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 januari 2004 bezwaar gemaakt.

- Appellante heeft op 3 maart 2004 verweerder telefonisch te kennen gegeven af te zien van de mogelijkheid naar aanleiding van haar bezwaren te worden gehoord.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe onder meer het volgende overwogen:

"Het hoofdbedrijfschap behartigt het gemeenschappelijk belang van de aangesloten ondernemingen en de daarin werkzame personen. In verband daarmee is het hoofdbedrijfschap ingevolge de artikelen 71, 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie in onderlinge samenhang gelezen, bevoegd heffing op te leggen aan degenen die de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld, drijven.

Het hoofdbedrijfschap heeft gekozen voor een systeem waarbij de omzet en de loonsom als basis dienen voor de heffing. Hierdoor wordt bijgedragen naar draagkracht. Elke onderneming draagt echter ook een vast basisbedrag af.

Op 4 december 2003 heeft de Sociaal-Economische Raad de verordening met de heffingstarieven goedgekeurd. Het betreft de Heffingsverordening 2003. Op 17 december 2003 heeft de Sociaal-Economische Raad de Verordening Sectorheffing SATV/V 2003 goedgekeurd. De hoogte van de heffing wordt bepaald aan de hand van deze verordeningen.

In verband met de berekening van de heffing heeft het hoofdbedrijfschap u verzocht gegevens over de behaalde omzet te verstrekken. Op het omzetopgave formulier ten behoeve van de heffing 2003 heeft u geschreven dat uw bedrijf in 2001 € 12.048.497 aan omzet behaalde. Over dit bedrag dient u de heffing te betalen.

? Ingevolge de Heffingsverordening 2003 is uw onderneming het volgende verschuldigd:

(…)

- basisheffing van € 225.

- Omzetafhankelijk gedeelte:

* € 0 tot en met € 50.000 : € 0

* € 50.001 tot en met € 750.000 : € 1.820

* € 750.001 tot en met € 7.500.000 : € 11.475

TOTAAL omzetafhankelijk gedeelte : € 13.295

- TOTAAL : € 13.520

Hier worden de betaalde contributies van afgetrokken, u dient te betalen € 13.103.

? Ingevolge de Verordening Sectorheffing SAT/V dient u op grond van artikel 3 sub 1a een bedrag te betalen overeenkomend met 0,52 procent van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.

Deze heffing wordt via A&O Services (de pris-nota) geïncasseerd. Bij het hoofdbedrijfschap krijgt u 100% korting op deze heffing, dus hoeft u dit niet bij ons af te dragen.

In uw bezwaarschrift schrijft u dat de bedragen die u aan het Bedrijfschap STS betaalde aanzienlijk lager waren en dat de heffing 2003 bijna het dubbele bedraagt.

Uw omzet waarover de heffing 2002 is berekend bedraagt € 10.850.000, terwijl de omzet waarover de heffing 2003 is berekend € 12.048.000 bedraagt. Dit verschil in de hoogte van de omzet leidt automatisch tot een verschil in de hoogte van de heffing.

Daarnaast is door het bestuur van het Hoofdbedrijfschap voor het jaar 2003 gekozen voor een andere structuur in de heffing. Deze verandering heeft ertoe geleid dat bij het gelijk blijven van de omzet de heffingsnota van het Hoofdbedrijfschap (gebaseerd op de Heffingsverordening) is gestegen. Daar staat echter tegenover dat de PRIS nota van A&O Services (onder meer gebaseerd op de Verordening Sectorheffing SAT/V) is gedaald. (…) Als u beide facturen (…) optelt en vergelijkt met voorgaand jaar, zult u (afgezien van de omzetstijging) een klein verschil aantreffen."

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft ter ondersteuning van haar beroep het volgende aangevoerd:

De hoogte van de aan appellante opgelegde heffing staat niet in verhouding tot hetgeen haar door verweerder wordt geboden.

Het grootste deel van de bij verweerder aangesloten ondernemingen bestaat uit kleinschalige ondernemingen, welke een relatief lage omzet realiseren. Deze ondernemingen wordt dan ook een laag heffingsbedrag in rekening gebracht. Grotere ondernemingen, zoals die van appellante, betalen in vergelijking met bedoelde kleine ondernemingen daarentegen verhoudingsgewijs een veel te hoog heffingsbedrag.

Een heffing gebaseerd op een vast bedrag per aangesloten onderneming, eventueel aangevuld met een zeer geringe omzetafhankelijke heffing, lijkt appellante redelijker. De lasten van verweerder worden alsdan beter verdeeld over alle aangesloten ondernemingen.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Niet in geschil is dat de aan appellante over het jaar 2003 in rekening gebrachte heffing is opgelegd en de hoogte ervan is berekend in overeenstemming met het bepaalde in de toepasselijke Heffingsverordening 2003.

5.2 Het bestreden besluit zou derhalve slechts voor vernietiging in aanmerking kunnen komen indien geoordeeld zou moeten worden dat genoemde Heffingsverordening 2003, voor zover hier van belang, onverbindend zou zijn. Naar het oordeel van het College is er geen grond voor het ontzeggen van verbindende kracht aan de Heffingsverordening 2003.

Niet is gebleken dat de Heffingsverordening 2003, voor zover hier van belang, in strijd is met hogere regels van geschreven of ongeschreven recht. Het College overweegt in dit verband het volgende.

5.3 Ingevolge artikel 126, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wet) kunnen bedrijfslichamen bij verordening aan degenen die de ondernemingen, waarvoor zij zijn ingesteld, drijven, heffingen opleggen.

Bij artikel 10, eerste lid, onder b, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud (Stb. 2002, 394) is bepaald dat voor krachtens artikel 126, eerste lid, van de Wet op te leggen heffingen kunnen worden vastgesteld op grondslag van de in de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld bereikte omzet of onderdelen daarvan.

5.4 Naar het oordeel van het College bestaat geen grond voor het oordeel dat het bestuur van verweerder de grondslag van de in geding zijnde heffing in strijd met evenvermelde bepalingen, welke aan verweerder ter zake een zeer ruime beoordelings- en beleidsvrijheid bieden, in aanmerking genomen de belangen die hem ten tijde van de totstandkoming van de Heffingsverordening 2003 bekend waren of behoorden te zijn, waaronder mede begrepen de belangen van ondernemingen met een relatief hoge jaarlijkse omzet, bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het vaststellen van de Heffingsverordening 2003 heeft kunnen komen.

5.5 De omstandigheid dat de grondslag waarnaar het verschuldigde bedrag van de heffing wordt opgelegd, wordt bepaald aan de hand van de door de individuele onderneming gerealiseerde omzet is op zichzelf onvoldoende om tot de slotsom te komen dat de Heffingsverordening 2003 in zoverre in strijd met een hogere rechtsregel is vastgesteld. Het College neemt hierbij in aanmerking dat verweerder om redenen van uitvoerbaarheid binnen zekere grenzen de vrijheid heeft te bepalen welke grondslag hij voor de door hem op te leggen heffingen hanteert.

Dat bedoelde grenzen in dit geval zouden zijn overschreden is niet gebleken. Weliswaar is de ten laste van appellante op grond van de Heffingsverordening 2003 in rekening gebrachte heffing in vergelijking met het jaar 2002 aanzienlijk verhoogd (ongeveer 100% bij een omzetstijging van circa 20%), doch hier staat tegenover dat verweerder in 2003 bij ondernemingen als appellante, die onder de werking van de CAO-Afbouw vallen, geen sectorheffing (prisnota) in rekening heeft gebracht. Deze sectorheffing is daarentegen ten laste van de algemene reserves van verweerder gekomen. In dit verband acht het College het niet zonder belang dat, zoals de vertegenwoordiger van verweerder ter zitting heeft gesteld, de hoogte van de door verweerder op grond van de Heffingsverordening op te leggen heffing enige relatie heeft met de hoogte van de door deelnemers aan de CAO-Afbouw op te brengen premies, in die zin dat de sociale partners het totaal van de op de werkgevers drukkende lasten stabiel pogen te houden.

5.7 Het College overweegt voorts dat geen rechtsregel eraan in de weg dat de Heffingsverordening 2003 de verschuldigdheid van de heffing niet afhankelijk stelt van het profijt dat de bij verweerder aangesloten individuele ondernemer al dan niet heeft of heeft gehad. Hetgeen appellante in dit verband heeft aangevoerd, kan haar derhalve op grond van het vorenstaande niet baten.

5.8 Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2005.

w.g. J.A. Hagen w.g. M.S. Hoppener


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature