Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord en poging tot doodslag. Het door de verdediging gedane verweer dat het opzet en de voorbedachten rade bij verdachte zouden ontbreken, wordt verworpen. Ook het beroep op psychische overmacht slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken

Promis II

Parketnummer : 05/700090-12

Datum zitting : 20 augustus 2012

Datum uitspraak: 03 september 2012

TEGENSPRAAK

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen

naam : [verdachte]

geboren : [in 1997] te [geboorteplaats]

adres : [adres]

plaats : [woonplaats],

thans verblijvende in [detentieadres].

raadsvrouw mr. S.W. Hoek-Nieuwenburg, advocaat te Made.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 14 januari 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk, al dan

niet met voorbedachten rade, [ slachtoffe[ slachtoffer1] van het leven

heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, al dan niet na kalm

beraad en rustig overleg, althans al dan niet na een (kort) tevoren genomen

besluit, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,

meermalen, althans eenmaal, in de nek en/of de hals, althans in het lichaam

van die [ slachtoffer1] heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [ slachtoffer1] (op 19 januari

2012) is overleden;

2.

hij op of omstreeks 14 januari 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [ slachtoffer2] van het leven te beroven, opzettelijk die [ slachtoffer2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm(en), althans in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 14 januari 2012 te Arnhem,

aan een persoon genaamd [ slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk

letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een

scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm(en), althans in het lichaam, te steken;

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 14 januari 2012 te Arnhem,

ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [ slachtoffer2]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk

die [ slachtoffer2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen,

althans eenmaal, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm(en), althans in

het lichaam, heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 april 2012, 12 juni 2012 en 20 augustus 2012 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte telkens verschenen. Verdachte is telkens bijgestaan door mr. S.W. Hoek-Nieuwenburg, advocaat te Made.

De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft ter terechtzitting van 20 augustus 2012 haar eis geformuleerd.

De raadsvrouw en verdachte hebben ter terechtzitting van 20 augustus 2012 het woord ter verdediging gevoerd.

Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:

* [ slachtoffer2].

[ slachtoffer2] heeft twee vorderingen ingediend, één vordering als nabestaande ten aanzien van feit 1 en één vordering als slachtoffer ten aanzien van feit 2.

3. De beslissing inzake het bewijs1

Ten aanzien van feit 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft op 14 januari 2012 in de gemeente Arnhem [ slachtoffer1] met een mes in haar hals en in het gezicht gestoken2, ten gevolge waarvan [ slachtoffer1] op 19 januari 2012 is overleden.3

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord. Verdachte heeft bekend dat hij [ slachtoffer1] heeft gestoken met een mes. Uit het sectieverslag blijkt dat [ slachtoffer1] is gestoken in het gezicht en in de hals. Aan de wond in haar hals is [ slachtoffer1] uiteindelijk overleden. Hiermee staat naar het oordeel van de officier van justitie het causale verband tussen het steken en de dood vast.

Uit het dossier komt naar voren dat verdachte [ slachtoffer1] heeft neergestoken in opdracht van anderen.

De uiterlijke verschijningsvorm van de feitelijke handelingen van verdachte, te weten het afreizen naar Arnhem, het gaan naar de woning van [ slachtoffer1] en haar daar, als hij alleen met haar is, direct meermalen met een mes steken in het gezicht en in de hals, maakt volgens de officier van justitie dat er sprake is van opzet van de verdachte op de dood van [ slachtoffer1]. Voornoemde omstandigheden in combinatie met verklaringen van diverse getuigen geven aan dat het plan/de bedoeling om [ slachtoffer1] te doden vooraf duidelijk is geweest. De officier van justitie acht derhalve bewezen dat verdachte opzet op de dood van [ slachtoffer1] heeft gehad.

Voor het bewijs van voorbedachten rade verwijst de officier van justitie naar hetgeen zij ten aanzien van de opzet heeft opgemerkt. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvormen van het handelen van verdachte in combinatie met de bewijsmiddelen waaruit blijkt met wie verdachte op diverse momenten heeft gesproken over de uitvoering, duidt dit op een plan; op vooraf overleg, nadenken, plannen en organiseren.

Het plan om [ slachtoffer1] dood te maken wordt ruim van te voren gesmeed. Verdachte geeft aan dat hij op 09 december 2011 al is benaderd om de klus te klaren. Dit speelt zich ruim een maand voor de fatale steekpartij af, kort na de ruzie en de dreig-smsjes. Tussendoor zijn er meerdere contacten tussen verdachte en de medeverdachten [ medeverdachte1] en [ medeverdachte2], waarbij over het plan en de randvoorwaarden is gesproken. In de kerstvakantie is het plan zelfs een keer stopgezet, niet door verdachte, maar door [ medeverdachte1] en [ medeverdachte2] omdat het allemaal te lang duurde. Later is verdachte op 06 januari 2012 weer benaderd om het plan toch uit te voeren en is er informatie verstrekt over [ slachtoffer1].

Vervolgens reist verdachte op 12 januari 2012 af naar Arnhem om "het" te doen, maar toen is het niet gelukt omdat [ slachtoffer1] niet thuis was/kwam. Daarna worden de termijnen aangescherpt en moet "het" zaterdag 14 januari 2012 gebeuren. Deze zaterdag reist verdachte met de trein vanuit Limburg naar Arnhem, met een mes op zak. Bij aankomst bij de woning steekt verdachte [ slachtoffer1] neer. Voornoemde plannen komen ook naar voren in de verklaringen van de medeverdachten en in de verklaringen van de getuigen [getuige1], [ getuige2], [ getuige3], [ getuige4] en [ getuige5]. Bovendien is eind november 2011 al een dreig-smsje gestuurd naar [ slachtoffer1] en is [ getuige5] benaderd met de waarschuwing dat [ slachtoffer1] moest stoppen omdat er anders iets zou gebeuren. Er is tevens een gesprek gevoerd via Facebook tussen verdachte en [ medeverdachte1] en/of [ medeverdachte2], dat duidelijk is over wat er moet gebeuren. De officier van justitie acht derhalve ook de voorbedachten rade bewezen.

De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, later afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris niet betrouwbaar en hecht meer waarde aan de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen. De verklaring bij de rechter-commissaris wijkt op wezenlijke onderdelen af van de eerdere verklaringen bij de politie. Desgevraagd geeft verdachte geen uitleg op de vraag waarom hij dan pas met het gewijzigde verhaal komt. Opvallend is dat verdachte plotseling ten voordele van medeverdachte [ medeverdachte1] verklaart. Verdachte en [ medeverdachte1] verblijven in dezelfde jeugdinrichting en gaan daar met elkaar om. De verklaringen van verdachte bij de politie zijn kort na het incident afgelegd, waardoor deze het meest betrouwbaar zijn, aldus de officier van justitie.

Het standpunt van de verdachte, de verdediging

De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde moord. Er kan, gezien de specifieke omstandigheden van deze zaak, de psychische gesteldheid van verdachte en met name zijn gebrekkige ontwikkeling zoals deze naar voren komt uit de psychologische en psychiatrische rapportages, niet gesproken worden van (voorwaardelijk) opzet op de dood noch van voorbedachten rade.

Ten aanzien van de specifieke omstandigheden merkt de raadsvrouw op dat verdachte onder een door hem als zwaar ervaren externe druk handelde. Tevens handelde verdachte onder bedreigingen van [ medeverdachte2] en/of [ medeverdachte1] met de dood van hem en zijn ouders. Deze bedreigingen werden door verdachte als zeer reëel ervaren. Voorts handelde verdachte onder druk van een door [ medeverdachte2] en [ medeverdachte1] gestelde tijdslimiet waaraan verdachte meende zich niet (meer) te kunnen onttrekken, gelet op eerdergenoemde bedreigingen. Verdachte wilde de opdracht niet uitvoeren en heeft geprobeerd er onderuit te komen. Hij heeft van te voren blijkbaar niet nagedacht over zijn handelwijze op 14 januari 2012 en heeft in een gemoedsopwelling, een soort black-out, zijn mes gepakt en [ slachtoffer1] gestoken.

Ten aanzien van de psychische gesteldheid van verdachte merkt de raadsvrouw op dat verdachte, blijkens de rapportages, zich minder bewust was van de aard en de omvang van het tenlastegelegde en hij zijn eigen dood (en mogelijk die van zijn ouders) afwoog tegen die van het slachtoffer. Verdachte was zich slechts beperkt bewust van het verkeerde en ontoelaatbare van zijn handelen.

Gelet op voornoemde omstandigheden is er naar het oordeel van de raadsvrouw geen sprake geweest van het voor voorbedachten rade vereiste moment van kalm overleg en/of bedaard nadenken, voorafgaand aan de uitvoering. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft volgens een uitspraak van de Hoge Raad (HR 28 februari 2012, LJN BR2342) de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een gewicht toe te kennen. Aan het gesprek dat tussen verdachte enerzijds en [ medeverdachte1] en [ medeverdachte2] anderzijds is gevoerd via Facebook kan de voorbedachten rade ook niet volgen. Achter de zin "het hele gezin vermoorden" zoals door de tolk is vertaald, dient een vraagteken gelezen te worden. Het was geen voornemen of voorstel van verdachte, maar hij vroeg naar de precieze inhoud van de opdracht van [ medeverdachte2] en [ medeverdachte1].

Gezien het voorgaande is er tevens geen sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte om [ slachtoffer1] te doden.

Beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging

De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende.

Vast is komen te staan dat verdachte op 14 januari 2012 [ slachtoffer1] meermalen met een mes heeft gestoken en haar in haar hals en in het gezicht heeft geraakt. Verdachte heeft erkend [ slachtoffer1] te hebben gestoken.4 Ten gevolge van deze messteken is [ slachtoffer1] vijf dagen later overleden, welk causaal verband niet ter discussie staat.

De verdediging stelt zich echter op het standpunt dat verdachte met zijn handelen geen opzet op de dood van [ slachtoffer1] heeft gehad.

De rechtbank overweegt dat de door de raadsvrouw genoemde omstandigheden op grond waarvan opzet bij verdachte zou ontbreken, gebaseerd zijn op de uitkomsten van het bij verdachte afgenomen multidisciplinaire persoonlijkheidsonderzoek. Het beantwoorden van de vraag of er al dan niet sprake is geweest van opzet bij verdachte is evenwel een bij uitstek juridische kwalificatie. De persoon van verdachte en de mate waarin hij inzicht heeft gehad in zijn eigen handelen, vormen bij de bewezenverklaring van het feit in beginsel geen omstandigheid waarmee rekening gehouden kan worden. Slechts indien bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken, is geen sprake van opzet. Uit de rapportages van de psycholoog en psychiater komt naar voren dat verdachte weliswaar minder tot weinig besef had van de gevolgen van zijn handelen, maar volgt niet dat verdachte geen enkel inzicht had in de draagwijdte en gevolgen van zijn gedragingen. Ter beantwoording van de vraag of verdachte opzettelijk heeft gehandeld is vervolgens van belang dat verdachte met een mes in vitale delen van het lichaam van [ slachtoffer1] heeft gestoken, namelijk in de hals, waarvan algemeen bekend is dat zich hier belangrijke slagaderen bevinden, alsook in het gezicht ter hoogte van de rechterslaap, zijnde een zeer kwetsbaar onderdeel van het menselijk gelaat.5 Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte bewust heeft gehandeld en dat zijn handelen erop was gericht [ slachtoffer1] willens en wetens van het leven te beroven.

Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaringen van [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1]6, [ medeverdachte2] [ achternaam medeverdachte2]7, [ getuige4]8, [getuige1]9 en [ getuige2]10 af dat er voorafgaand aan de dag waarop het feit heeft plaatsgevonden door of met verdachte meermalen over het plan om [ slachtoffer1] van het leven te beroven, is gesproken. Verdachte zelf verklaart hier wisselend over, maar verklaart ook over een plan om [ slachtoffer1] te doden11. Deze verklaringen steunen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat verdachte de bedoeling heeft gehad [ slachtoffer1] van het leven te beroven. Op grond van het hiervoor overwogene staat naar het oordeel van de rechtbank verdachtes opzet op de dood van [ slachtoffer1] vast.

Ten aanzien van de voorbedachten rade overweegt de rechtbank het volgende.

Voor bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad van 28 februari 2012, LJN BR2342, staat het de rechter vrij aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat verdachte op 09 december 2011 voor het eerst is gevraagd of hij iemand de mond kon snoeren.12 Nadien is er tussen verdachte en medeverdachten [ medeverdachte2] en/of [ medeverdachte1] meermalen gesproken over het feit dat [ slachtoffer1] dood moest.13 Twee dagen voor de dag waarop [ slachtoffer1] wordt neergestoken, op 12 januari 2012, is verdachte ook al naar Arnhem gereisd om [ slachtoffer1] op te wachten in de straat waar zij woont. Wanneer het te lang duurt, gaat verdachte weg.14 Op 14 januari 2012 reist verdachte opnieuw naar Arnhem. Verdachte begeeft zich naar de woning van [ slachtoffer1] met een mes op zak.15 Verdachte draagt een briefje bij zich met daarop het adres van [ slachtoffer1], een beschrijving van stickers bij de deur van de woning van de familie [ slachtoffer1] en het nummer van de buslijn die genomen moet worden om bij het huis te komen.16 Eenmaal binnen in de woning, nadat verdachte en [ slachtoffer1] alleen op de gang staan, pakt verdachte zijn mes en steekt hij [ slachtoffer1] neer.17 Gelet hierop heeft verdachte op de dag van het neersteken van [ slachtoffer1] en ook daarvoor vele mogelijkheden en gelegenheden gehad om van zijn daad af te zien en had hij zelfs na de confrontatie met [ slachtoffer1] in de gang ervoor kunnen kiezen om weg te lopen of het enkel bij een woordelijke waarschuwing te laten. Verdachte heeft er evenwel bewust voor gekozen het vooropgezette plan uit te voeren. Van een gemoedsopwelling of black-out op dat moment zoals de raadsvrouw van verdachte heeft gesteld, is niet gebleken, Deze stelling vindt geen steun in enig bewijsmiddel en blijkt evenmin uit de verklaringen van verdachte zelf. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de hiervoor reeds aangehaalde verklaringen van [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1]18, [ medeverdachte2]19, [ getuige4]20, [getuige1]21 en [ getuige2]22 waaruit blijkt dat er (kort) voorafgaand aan de bewuste dag door of met verdachte meermalen over het plan om [ slachtoffer1] van het leven te beroven, is gesproken.

Nu aldus niet is gebleken van contra-indicaties op grond waarvan anders dient te worden beslist, staat de voorbedachten rade naar het oordeel van de rechtbank vast.

Ten aanzien van feit 2

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft op 14 januari 2012 met een mes in zijn hand met [ slachtoffer2] gevochten.23 [ slachtoffer2] is met een mes in het gezicht en in het lichaam gestoken.24

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging doodslag. Uit de verklaringen van [ slachtoffer2] in combinatie met de verklaringen van verdachte, volgt dat verdachte [ slachtoffer2] meermalen heeft gestoken met een mes in het gezicht en in de handen/armen.

Verdachte steekt eerst [ slachtoffer1] neer. Vervolgens komt [ slachtoffer2] de gang in. Met het mes in de hand vliegt verdachte vervolgens direct op vader af en slaat hem met het mes in zijn hand in het gezicht. Verdachte gaat in gevecht met [ slachtoffer2], terwijl hij ook kan vluchten. Verdachte steekt [ slachtoffer2] opzettelijk en de kans dat iemand dodelijk gewond raakt naar aanleiding van steekverwondingen in het gezicht, nabij hals en lichaam is evident. De bevindingen van het letsel van [ slachtoffer2], de foto's, de verklaringen van [ slachtoffer2] en zijn zoon [ getuige6] en de verklaring van verdachte zelf maken dat de poging doodslag is bewezen, aldus de officier van justitie.

Het standpunt van de verdachte, de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Verdachte had geen opzet of voorwaardelijk opzet op de dood van [ slachtoffer2], noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft [ slachtoffer2] niet willen aanvallen, maar heeft zich verdedigd en geprobeerd zich los te trekken. De verwondingen bij [ slachtoffer2] zijn dan ook ontstaan als gevolg van de worsteling die ontstond toen [ slachtoffer2] verdachte vast wilde pakken en hem wilde verhinderen weg te lopen. [ slachtoffer2] heeft hierbij het mes beetgepakt. Verdachte heeft geprobeerd zich los te rukken om weg te kunnen rennen. Zodra [ slachtoffer2] hem losliet is verdachte ook daadwerkelijk gevlucht.

Beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging

De rechtbank overweegt het volgende.

Nadat verdachte [ slachtoffer1] heeft neergestoken, komt [ slachtoffer2] blijkens zijn eigen verklaring25 af op gebonk en/ of gegil vanuit de gang.

De rechtbank acht de verklaring van [ slachtoffer2]26 dat hij hierop direct wordt aangevallen door verdachte aannemelijk en heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid hiervan gelet op de verklaring van [ slachtoffer2]'s zoon [ getuige6] die als hij, kort na zijn vader, de hal inloopt, ziet dat verdachte zijn vader om zijn nek vast heeft27. Vervolgens raken verdachte en [ slachtoffer2] met elkaar in gevecht.28 Verdachte heeft vervolgens [ slachtoffer2] in zijn gezicht, tegen zijn hoofd en tegen zijn armen geduwd terwijl hij nog altijd het mes in zijn handen heeft. Ten gevolge hiervan zijn steekwonden ontstaan. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [ slachtoffer2] dodelijk zou verwonden door [ slachtoffer2] aan te vallen met een mes in zijn handen en hem te steken in vitale delen van het lichaam, namelijk het gezicht en de handen (in de nabijheid van de polsen). Verdachte had er ook voor kunnen kiezen het mes los te laten.

Bij haar oordeel betrekt de rechtbank tevens het gesprek dat op 12/13 januari 2012 op Facebook tussen verdachte en (het account van) [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1] heeft plaatsgevonden.29 Hieruit blijkt dat er is gesproken over het vermoorden van het hele gezin van [ slachtoffer1].30 Ook medeverdachte [ medeverdachte1] verklaart dat verdachte in een gesprek dat tussen hem, verdachte en medeverdachte [ medeverdachte2] via Skype zou hebben plaatsgevonden, heeft gezegd dat hij de ouders van [ slachtoffer1] ook mee zou nemen.31 [ medeverdachte1] heeft toen gezegd dat het oké was.32

Het standpunt van de verdediging dat verdachte handelde uit zelfverdediging volgt de rechtbank niet, nu verdachte met het mes in zijn handen het gevecht is aangegaan en er niet voor heeft gekozen het mes te laten vallen of te vluchten.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [ slachtoffer2] van het leven heeft willen beroven. Het feit dat het bij een poging is gebleven, is van de wil van verdachte onafhankelijk geweest. Hiermee acht de rechtbank hetgeen aan verdachte onder 2 primair tenlaste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij op 14 januari 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk, met voorbedachten rade, [ slachtoffer1] (geboren op 15 mei 1996) van het leven

heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, na kalm

beraad en rustig overleg, met een mes,

in de hals van die [ slachtoffer1] heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [ slachtoffer1] (op 19 januari

2012) is overleden;

2. primair

hij op 14 januari 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [ slachtoffer2] van het leven te beroven, opzettelijk die [ slachtoffer2] met een mes,

in het gezicht en

in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

ten aanzien van feit 1:

moord

ten aanzien van feit 2 primair:

poging doodslag

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht en heeft om die reden verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De druk die zowel door [ medeverdachte2] als [ medeverdachte1] op hem is uitgeoefend en de bedreigingen die door hen daarbij direct en indirect zijn geuit, hebben geleid tot een psychische drang bij verdachte waaraan hij geen weerstand heeft kunnen bieden. Hierbij dient tevens rekening gehouden te worden met hetgeen in het psychiatrisch rapport is vermeld, te weten dat als gevolg van de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens verdachte zich minder bewust was van de aard en de omvang van het tenlastegelegde, hij geen goede afweging kon maken en hij zijn dood en mogelijk die van zijn ouders, afwoog tegen die van het slachtoffer.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een beroep op psychische overmacht niet slaagt nu uit niets blijkt dat de gestelde bedreigingen zo concreet, reëel en frequent waren of dat de druk zo groot was dat verdachte hieraan in redelijkheid geen weerstand kon bieden. Ook al zouden er door [ medeverdachte1] en/of [ medeverdachte2] bedreigende woorden zijn geuit richting verdachte, uit niets blijkt dat verdachte hier zwaar gebukt onder ging noch dat hij geen weerstand kon bieden aan die drang en dwang. Weliswaar verklaart [getuige1] over dreigementen, maar uit het handelen van verdachte blijkt niet dat hij erg onder de indruk was hiervan, dan wel dat hij zwaar gebukt ging onder deze angst. Evenmin heeft iemand zijn beweerde angst waargenomen. Daarbij neemt de officier van justitie in aanmerking dat niet is gebleken dat verdachte heeft geprobeerd het tij te keren of onder de opdracht uit te komen. Integendeel, verdachte heeft zelfs vrienden benaderd om mee te doen. Verdachte heeft van december 2011 tot 14 januari 2012 16:00 uur de tijd en gelegenheid gehad om te stoppen, [ medeverdachte1] en [ medeverdachte2] op andere gedachten te brengen, hulp te zoeken bij familie of vrienden, de politie in te schakelen of zich te distantiëren. Verdachte deed dit echter niet. Hierdoor is verdachte zelf verantwoordelijk voor zijn daden en zijn er geen redenen op grond waarvan verdachte niet strafbaar is.

De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht vast dient komen te staan dat er sprake is geweest van een van buiten komende drang, waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en ook niet hoefde te bieden. Het gaat daarbij om de aanwezigheid van een de dader verontschuldigende extreme en acute vorm van een stress-situatie, waaronder hij gebukt gaat en waaraan hij uiteindelijk toegeeft. Deze druk kan al in een eerder stadium dan het tijdstip van de daad zijn ontstaan.

Verdachte verklaart dat hij bedreigd is waardoor hij niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Verdachte verklaart aanvankelijk dat hij bedreigd is door medeverdachte [ medeverdachte1]. Later, bij de rechter-commissaris verklaart hij dat de bedreigingen niet van [ medeverdachte1] maar van [ medeverdachte2] afkomstig waren. Deze bedreigingen waren volgens verdachte dusdanig dat hij vreesde voor zijn eigen leven en dat van zijn familie. De rechtbank stelt dan ook vast dat de verklaring van verdachte dat hij bedreigd werd door [ medeverdachte1] en/of [ medeverdachte2] niet wordt bevestigd door de verklaringen van [ medeverdachte1] en [ medeverdachte2] zelf. [getuige1] verklaart weliswaar dat er problemen waren met de maffia en dat verdachte bang was zelf dood te worden gemaakt, maar hij verklaart tevens dat verdachte het wilde doen zodat hij meer opdrachten kon krijgen. Verdachte heeft tegenover [ getuige4] ook geschermd met de maffia alsof hij daarvan deel zou uitmaken. Tevens heeft verdachte vooraf met [ getuige4] over het plan gesproken. [ getuige1] en [ getuige4] verklaren echter niet met zoveel woorden dat verdachte bang was of onder druk stond. [ getuige7] heeft het vermoeden dat verdachte werd bedreigd maar kan dit niet staven. Verdachte zelf verklaart hierover dat hij heeft gezegd dat hij het zou doen en dat hij zijn woord heeft gegeven. Uit de verklaringen van [getuige1] en [ getuige2] blijkt voorts ook dat er is gesproken over een vergoeding.

De enkele verklaring van verdachte dat hij werd bedreigd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand kon bieden. Dit dient tevens te blijken uit enigszins geobjectiveerde omstandigheden. Deze blijken echter niet uit de overige bewijsmiddelen. De door verdachte gestelde angst komt hieruit niet concreet naar voren. Bovendien blijkt uit de verklaringen van verdachte dat hij op donderdag 12 januari 2012 uit eigen beweging ervoor heeft gekozen niet langer op [ slachtoffer1] te wachten, ondanks dat [ medeverdachte1] zou aandringen. Hieruit is af te leiden dat verdachte op dat moment kennelijk wel weerstand kon bieden aan de door hem gestelde angst. Verdachte heeft geen duidelijke verklaring gegeven waarom dit op zaterdag 14 januari 2012 anders zou zijn geweest.

Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er geen sprake was van een zodanige, van buiten komende drang zoals een alles overheersende angst, dat onder de gegeven omstandigheden van verdachte niet redelijkerwijs kon worden verlangd dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan. Het door de verdediging gedane beroep op psychische overmacht slaagt derhalve niet en wordt verworpen.

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd

een jeugddetentie voor de duur van één jaar en voorts tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaar.

Het standpunt van de verdachte, de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting primair vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de psychische gesteldheid van verdachte. Indien de rechtbank besluit de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, verzoekt de verdediging de duur van de op te leggen jeugddetentie te beperkten tot de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Beoordeling

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten. [ slachtoffer1] en haar vader zijn op klaarlichte dag in hun eigen woning met een mes aangevallen door verdachte als gevolg waarvan [ slachtoffer1] is overleden en haar vader blijvend is verminkt. Het broertje van [ slachtoffer1], [ getuige6], is getuige geweest van deze aanval op zijn zus en zijn vader. Meerdere mensen in de buurt zijn direct getuige geweest van de ernstige gevolgen van de aanval. Verdachte kende [ slachtoffer1] niet persoonlijk maar is op verzoek dan wel in opdracht van een ander of anderen tot zijn daad gekomen. Over de achtergrond van dit verzoek of deze opdracht weet verdachte weinig te vertellen. Daargelaten de vraag of aan verdachte een vergoeding was beloofd, heeft zijn handelen alle schijn van een huurmoord. Verdachte is niet in staat geweest duidelijk inzicht te geven in zijn beweegredenen. De vraag hoe het heeft kunnen gebeuren dat een veertienjarige jongen een vijftienjarig meisje dat hij niet kent vermoordt, is onbeantwoord gebleven. De gevolgen voor de nabestaanden zijn onbeschrijfelijk, zo is ter zitting duidelijk naar voren gekomen. Daarnaast heeft deze gebeurtenis een enorme schok in de buurt, de stad en het land teweeggebracht. Aan verdachte kan worden verweten dat hij in de lange aanloop naar de delicten niet op enig moment tot bezinning is gekomen en heeft afgezien van de uitvoering van zijn plan. Hiervoor had hij op meerdere momenten de mogelijkheid. Ook kan hem worden verweten dat hij uiteindelijk de keuze heeft gemaakt [ slachtoffer1] en haar vader te willen doden.

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 03 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder door een strafrechter voor vermogensdelicten is veroordeeld.

De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 16 augustus 2012. De Raad adviseert verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest en daarnaast een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Door kinder- en jeugdpsychiater dr. [ deskundige] is op 30 juli 2012 een rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte. Hij concludeert dat bij verdachte op het moment van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van emotionele en sociale beperkingen, identiteitsproblemen en een ernstige gedragsstoornis die gepaard gaat met psychopate trekken. Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd te worden. Hij is egocentrisch en was en is zich slechts beperkt bewust van het ontoelaatbare van zijn handelen. Er is nauwelijks zelfinzicht of reflectief vermogen en een beperkte lijdensdruk. Daarnaast laat verdachte zich niet begrenzen en controleren en lijkt slechts beperkt leerbaar.

Op 10 augustus 2012 is door drs. [ deskundige], klinisch psycholoog en drs. [deskundige], psycholoog in opleiding tot gz-psycholoog, een rapport opgemaakt over de persoon van de verdachte. De psychologen concluderen dat er bij verdachte op het moment van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een combinatie van een gedragsstoornis, een identiteitsprobleem en een verstoorde relatie met de ouders, alle in ernstige mate. Verdachte heeft een aanzienlijke achterstand in de sociaal-emotionele, morele en identiteitsontwikkeling, waardoor hij zowel thuis, op school als in de vrije tijd disfunctioneert. Verdachte was in de aanloop naar het tenlastegelegde vanuit zijn gebrekkige ontwikkeling afhankelijk geworden van de waardering die hij vond binnen de groep jongeren die hij ontmoette op Aziatische feesten. Toen vanuit deze vriendengroep een beroep op hem werd gedaan, twijfelde hij dan ook eigenlijk geen moment. Hij moest doen wat hem gezegd werd op straffe van verlies van de waardering en status waarin hij zich koesterde. Een alternatief zag hij niet alleen niet, hij zocht er zelfs niet naar. Verdachte dient gezien het bovenstaande als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.

Overeenkomstig deze conclusies kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

De rapporteurs concluderen met betrekking tot de kans op recidive dat er geen emotionele en persoonlijke verantwoordelijkheid wordt genomen door verdachte en dat er nauwelijks zelfinzicht of reflectief vermogen is. Voorts speelt de sterke statusgevoeligheid en egocentrisme een rol evenals geringe copingvaardigheden en geringe opvoedvaardigheden van de ouders.

Zowel de psychiater als de psycholoog komen tot het advies om verdachte te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen. De combinatie van stoornissen bij verdachte is hardnekkig en hij mist vooralsnog elk inzicht hierin en daarmee ook de nodige lijdensdruk en motivatie om zich in te zetten voor verandering. Zijn ontwikkelingsmogelijkheden zijn beperkt. Behandeling in een veilige en strakke structuur is nodig en in het belang van de veiligheid van anderen en van de verdere persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte is een intramurale behandeling aangewezen die tenminste een aantal jaren zal vergen. De enige strafrechtelijke modaliteit waarbinnen dit zeker kan worden gesteld, is de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Voorwaardelijke alternatieven ontbreken.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak enkel de maximale jeugddetentie voor de duur van 12 maanden in aanmerking komt.

De rechtbank is daarnaast van oordeel dat, eveneens gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op het feit dat verdachte feiten heeft gepleegd waarop voorlopige hechtenis is toegelaten en voorts in aanmerking genomen dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is en de noodzakelijke behandeling kan bieden, het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geboden is. Op grond van de tekst van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zoals deze sinds 1 juli 2011 geldt, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel moet worden opgelegd voor de duur van drie jaar waarbij deze na twee jaar voorwaardelijk eindigt. De duur van de maatregel is dan langer dan door de officier van justitie is geëist. Uit het requisitoir van de officier van justitie leidt de rechtbank echter af dat beoogd was de maximaal op te leggen straf en maatregel jegens verdachte te eisen.

6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij dhr. [ slachtoffer2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van beide vorderingen, strekkende tot vergoeding van geleden schade.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen van de benadeelde partij [ slachtoffer2] hoofdelijk toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdachte, de verdediging

De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen dienen te worden afgewezen nu er vrijspraak, dan wel psychische overmacht is bepleit. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de schade vergoed dient te worden door de medeverdachten, nu de schade door hen is veroorzaakt. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de gevorderde bedragen aanzienlijk te matigen op grond van artikel 6:109 van het Burgerlijk Wetboek gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gebrek aan draagkracht en de vorderingen wat betreft de wettelijke rente af te wijzen, omdat volledige toewijzing tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden.

Beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [ slachtoffer2] als gevolg van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vorderingen (deels) zullen worden toegewezen.

Ten aanzien van de vordering ingediend als nabestaande wordt dat deel van de vordering dat betrekking heeft op de kosten van lijkbezorging toegewezen. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af nu deze op grond van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek niet voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank acht daarbij zowel de primaire als de secundaire uitvaartkosten toewijsbaar en acht daarnaast de gevorderde reiskosten en verlenging columbarium toewijsbaar, zodat in totaal een bedrag van € 9.036,20 zal worden toegewezen. Deze vergoeding zal hoofdelijk worden opgelegd.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij als slachtoffer, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 12.487,91. De bedragen ten aanzien van de zaakschade (€ 836,50) en shockschade (€ 8.500,-) zullen hoofdelijk worden toegewezen en de overige bedragen die zien op de verwondingen van het slachtoffer zelf ( € 3.151,41) zullen niet hoofdelijk worden toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking nu het slachtoffer hiervoor verzekerd is.

De rechtbank ziet mede gelet op de ernst van de feiten geen redenen de gevorderde bedragen te matigen. Enkel de omstandigheden dat verdachte nog jong is en weinig draagkracht heeft zijn daarvoor onvoldoende. De benadeelde heeft de verschillende schadeposten voldoende onderbouwd en deze zijn inhoudelijk ook niet betwist. De gevorderde wettelijke rente komt naar het oordeel van de rechtbank eveneens voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd welke onaanvaardbare gevolgen toewijzing van de wettelijke rente zullen hebben voor verdachte. Bovendien is het vorderen van de wettelijke rente vanaf de pleegdatum gebruikelijk. De rechtbank ziet geen gronden hiervan in het onderhavige geval af te wijken. Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36 f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77s, 77gg, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

een jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.

En voorts tot

de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer2] t.a.v. feit 1

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe voor zover deze betrekking heeft op de kosten van lijkbezorging.

- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte(n) beta(a)lt(en) ook veroordeelde daardoor tegenover [ slachtoffer2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [ slachtoffer2], te betalen € 9.036,20 zegge negenduizendzesendertig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012.

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

Maatregel van schadevergoeding ad € 9.036,20, subsidiair 4 dagen jeugddetentie.

- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover de Staat zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [ slachtoffer2], te betalen € 9.036,20, (zegge negenduizendzesendertig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer2] t.a.v. feit 2 primair

Wijst de vordering van de benadeelde partij deels toe.

- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte(n) beta(a)lt(en) ook veroordeelde daardoor tegenover [ slachtoffer2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [ slachtoffer2], te betalen € 9.336,50 zegge negenduizenddriehonderdzesendertig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012.

- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [ slachtoffer2], te betalen € 3.151.41 (zegge drieduizendhonderdeenenvijftig euro en eenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012.

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

Maatregel van schadevergoeding ad € 9.336,50, subsidiair 4 dagen jeugddetentie.

- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover de Staat zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [ slachtoffer2], te betalen € 9.336,50, (zegge negenduizenddriehonderdzesendertig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

Maatregel van schadevergoeding ad € 3.151.41, subsidiair 2 dagen jeugddetentie.

- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [ slachtoffer2], te betalen € 3.151.41, (zegge drieduizendhonderdeenenvijftig euro en eenenveertig eurocent ), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

Aldus gewezen door:

mr. W.J. Vierveijzer, kinderrechter, als voorzitter,

mr. J.Th. van Belzen, kinderrechter,

mr. M.E. Snijders, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier.

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 september 2012.

1 De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, divisie recherche, Unit forensische opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0707-2012 2012005820, gesloten op 02 mei 2012, met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier.

2 Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 2 mei 2012;

3 De verklaring van verdachte [ verdachte] ter terechtzitting van 20 augustus 2012; het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 212; het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [ verbalisant], p. 88 en 89; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige6], p. 104 en 105; het rapport 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood' van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 02 mei 2012.

4 De verklaring van verdachte [ verdachte] ter terechtzitting van 20 augustus 2012.

5 Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 2 mei 2012;

6 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1]. p. 220-224.

7 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte2], p. 235.

8 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige4], p. 543 en 544.

9 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige1], p. 195.

10 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige2], p. 507-509.

11 De verklaring van verdachte [ verdachte] ter terechtzitting van 20 augustus 2012.

12 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 211.

13 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 214-216; het proces-verbaal van verhoor van [ medeverdachte2], p. 234 en 235; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1], p. 221-223.

14 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 652.

15 De verklaring van verdachte [ verdachte] ter terechtzitting van 20 augustus 2012.

16 De verklaring van verdachte [ verdachte] ter terechtzitting van 20 augustus 2012; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1], p. 222; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte2], p. 234 en 235.

17 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 211-215; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [ verbalisant] en [ verbalisant], p. 106 en 107.

18 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1]. p. 220-224.

19 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte2], p. 235.

20 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige4], p. 543 en 544.

21 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige1], p. 195.

22 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige2], p. 507-509.

23 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 214; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ slachtoffer2], p. 261; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige6], p. 281.

24 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 214; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ slachtoffer2], p. 261; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige6], p. 280; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [ verbalisant], p. 92; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ slachtoffer2], p. 286.

25 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [ verbalisant] en [ verbalisant], p. 106 en 107; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ slachtoffer2], p. 261.

26 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [ verbalisant] en [ verbalisant], p. 106 en 107.

27 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige6], p. 104.

28 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [ verdachte], p. 214; het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [ verbalisant] en [ verbalisant], p. 107; het proces-verbaal van verhoor van getuige [ getuige6], p. 281.

29 Een schriftelijk bescheid, te weten de beëdigde vertaling van het Kantonees naar het Nederlands, met bijlagen, p. 391-398.

30 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [ verbalisant] p. 381-382 met bijlage.

31 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1], p. 486.

32 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ medeverdachte1] [ achternaam medeverdachte1], p. 486.

??

??

??

??

Parketnummer: 05/700090-12 - [ verdachte] blad 5

Vonnis


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature