Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De kantonrechter passeert onder ede afgelegde verklaringen van getuigen en houdt deze aan eerder afgelegde schriftelijke verklaring. Werknemer (taxibedrijf) aansprakelijk voor gereden schade.

Tussenvonnis, voor eindvonnis zie LJN BU8427.

Uitspraak



RECHTBANK GRONINGEN

Sector kanton

Locatie Groningen

Zaak\rolnummer: 438014 \ CV EXPL 09-22478

Vonnis d.d. 6 januari 2011

inzake

Q., h.o.d.n. Taxi Q.,

wonende en zaakdoende te [postcode] Groningen, [adres],

eiser, hierna Q. te noemen,

gemachtigde mr. T.J.K. van Santen, werkzaam bij DAS, gevestigd te Arnhem

(postbus 5337, 6802 EH),

tegen

R.,

wonende te [adres],

gedaagde, hierna R. te noemen,

gemachtigde Mr. M.A. Pasma, gevestigd te Groningen (postbus 7015, 9701 JA).

PROCESGANG

Q. vordert bij dagvaarding betaling van R. van een bedrag van € 2.447,53 exclusief BTW, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten ad € 300,- exclusief BTW.

R. heeft verweer gevoerd.

Bij akte is de vordering verhoogd met € 401,50.

Vervolgens is een comparitie van partijen bevolen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.

OVERWEGINGEN

1. De feiten

1.1 R. heeft via MAIK uitzendbureau als taxichauffeur voor Q. gereden.

1.2 Op 1 juni 2008 heeft R. opdracht gekregen een taxirit uit te voeren van Groningen naar Zuidhorn. Het betrof het vervoer van vijf jongeren die in Groningen hadden gestapt.

1.3 De rit begon om 5.22 uur vanaf de Grote Markt in Groningen.

1.4 Bij het naderen van de rotonde in de Fanerweg bij Zuidhorn is R. de (flauwe) bocht uitgevlogen en heeft daarbij een vluchtheuvel geraakt. Als gevolg daarvan is het linker voorwiel van de auto van Q. beschadigd en is de carterpan geraakt met een oliespoor op de weg als gevolg. De politie heeft proces-verbaal opgemaakt waarin staat vermeld dat R. niet voortdurend zijn voertuig onder controle heeft gehad gedurende zijn rit.

1.5 De weg was overzichtelijk en op enig moment tijdens de betreffende rit heeft R. met een snelheid van 161 km/uur gereden.

1.6 Op de plek van het ongeluk was een maximumsnelheid van 80 km per uur toegestaan.

1.7 Getuige A. heeft bij de politie verklaard: "Omdat ik achterin zat heb ik niet de hele tijd de snelheid in de gaten kunnen houden, maar op den duur heb ik toch even gekeken en zag dat de snelheidsmeter meer dan 150 km/h aan gaf, dit was niet ver voor de rotonde waar het ongeluk is gebeurd. Toen we bij de rotonde aankwamen had ik het gevoel dat het niet goed zou komen want R. remde veel te laat. ...Ik zag dat de linker voorband lek was en dat de velg kapot was. Ook zag ik dat er een lange spoor van olie op de weg lag, vanaf de vluchtheuvel tot aan de auto. R. heeft vervolgens het linkervoorwiel verwisseld en wilde ons verder brengen, maar ongeveer 500 meter verder stopte de auto er mee, er brandde toen ook allemaal lampjes op het dashboard in combinatie met piepende geluiden. R. heeft vervolgens zijn baas gebeld en die is toen gekomen en heeft de taxi vervolgens weggesleept...."

1.8 Getuige B. heeft bij de politie verklaard:"...Ik zat voorin de taxi en de andere 4 zaten op de achterbank. Wij kennen hem (R.) van vroeger uit Zuidhorn, ...Ik heb niet de hele tijd de snelheid in de gaten gehouden, maar het ging op den duur wel meer dan 160 km/h. We kwamen op den duur met zeer hoge snelheid op de rotonde voor Zuidhorn af, maar R. remde te laat. Hij gaf nog een ruk aan het stuur maar de auto vloog gewoon rechtdoor. We knalde keihard tegen een vluchtheuvel op er werden er overheen gelanceerd...R. heeft vervolgens het kapotte wiel verwisseld ...en reden verder. Ik hoorde op den duur allemaal geluidjes en zag allemaal rode lichtjes branden op het dashboard... we zijn toen allemaal maar uitgestapt en hebben toen gewacht op de baas van R...."

1.9 Getuige C. heeft bij de politie verklaard: "...op de lange weg van Groningen naar Zuidhorn ... begon de chauffeur steeds harder te rijden. Het was donker en het regende en ik vond het doodeng. ...Toen we op de rotonde bij Zuidhorn aan kwamen rijden had ik al het gevoel dat we veel te hard gingen."

2. Standpunt Q.

2.1 Q. heeft de tengevolge van het eenzijdige ongeluk veroorzaakte schade van R. gevorderd en heeft deze vordering gegrond op onrechtmatige daad c.q artikel 7:661 BW . De facturen voor een totaalbedrag van € 2.447,53 ex BTW zijn in het geding gebracht. Q. vordert voorts de kosten die door de Provincie Groningen in verband met de verwijdering van olie in rekening zijn gebracht voor een bedrag van € 401,50, wettelijke rent en buitengerechtelijke kosten ad € 300,-.

2.2 Het ongeval is R. toe te rekenen gezien de hoge snelheid (161 km per uur) waarmee hij heeft gereden met als gevolg dat de auto onbestuurbaar werd en uit de bocht vloog. R. moet zich onmiddellijk voorafgaande aan het ongeluk bewust zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn gedraging. Iemand die te hard rijdt, is zich per definitie bewust van het verhoogde risico op een ongeval en daarmee het roekeloze karakter van zijn gedraging. Hierdoor is schade ontstaan waarvoor R. aansprakelijk is.

2.3 Indien R. heeft moeten uitwijken voor overstekende eenden, moet hij de macht over het stuur hebben verloren omdat hij te hard reed. Bij het naderen van een rotonde moet een bestuurder snelheid minderen om de verkeerssituatie te overzien en om de bochten te kunnen nemen.

2.4 Uit de ernst van de schade waaronder een gebroken wiel, ernstige schade in motorruimte, kromme achteras, blijkt dat de wagen de vluchtheuvel zeer hard heeft geraakt.

2.5 Uit de getuigenverklaringen blijkt dat R. zeer hard en gevaarlijk reed. Een van de getuigen geeft aan dat de wagen over de vluchtheuvel werd "gelanceerd" toen deze de vluchtheuvel raakte. De nieuwe verklaringen van de getuigen die door R. zijn overgelegd zijn ongeloofwaardig. Het lettertype en de stijl van de verklaringen is exact hetzelfde. Deze verklaring zijn door R. zelf opgesteld en ter ondertekening aan de getuigen voorgelegd. Deze verklaringen zijn geen weergave van de eigen waarnemingen van deze getuigen, die vrienden van R. zijn. Er wordt geen verklaring gegeven waarom eerdere verklaringen worden herroepen. De derde getuige C. heeft haar verklaring niet herroepen.

2.6 Q. heeft het proces verbaal van politie alsmede getuigenverklaringen van passagiers in het geding gebracht. Ook de schriftelijke verklaring van de reparateur van de auto, D., is in het geding gebracht.

2.7 Subsidiair beroept Q. zich op de tweede volzin van artikel 7:661 BW .

2.8 Q. betwist uitdrukkelijk de lezing van de feiten van R. R. heeft hem na het ongeluk gebeld maar heeft daarbij slechts vermeld dat hij een lekke band had en gevraagd om instructies. Q. heeft R. toen gevraagd de band te verwisselen en de rit voort te zetten. Een en ander wordt bevestigd door de getuige E. in zijn verklaring.

2.9 De gevorderde schade is het rechtstreekse gevolg van het ongeval danwel van het doorrijden na het ongeval. Ook deze laatste schade is het gevolg van opzet danwel bewust roekeloosheid van R. R. heeft bewust nagelaten om het ongeval aan Q. te melden. Er was een groot oliespoor zichtbaar en het is een feit van algemene bekendheid dat de motor van een wagen die veel olie verliest zeer snel onherstelbaar zal beschadigen indien men daarmee verder rijdt.

2.10 Er zijn buitengerechtelijke kosten gemaakt. De werkzaamheden bestaan uit het verzenden van twee inhoudelijke brieven die in het geding zijn gebracht. Verder is uitvoerig overleg geweest tussen Q. en de gemachtigde.

2.11 Q. heeft een verklaring van E. in het geding gebracht waarin deze een verklaring aflegt over de gesprekken die hebben plaatsgevonden tussen R. en Q. na het ongeluk en de toestand waarin de auto is aangetroffen.

3. Standpunt R.

3.1 R. stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van opzet danwel bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW/ artikel 6:170 BW .

3.2 R. betwist dat hij de macht over het stuur verloor of te laat heeft geremd. Hij is uitgeweken voor een aantal eenden en heeft bij die manoeuvre de vluchtheuvel geraakt.

3.3 Mogelijk dat hij het voertuig niet geheel onder controle had, maar dat zegt niets over de snelheid waarmee is gereden. Hij betwist dat hij ten tijde van het ongeluk te hard reed. Er waren geen remsporen. Getuige B. heeft verklaard dat R. te hard heeft gereden maar dat was voor de rotonde. De politie heeft niets vermeld in het proces-verbaal over een mogelijk te hoge snelheid.

3.4 Uit de ernst van de schade valt niet op te maken dat R. te hard heeft gereden ten tijde van het ongeval. Voorzover er schade is aan de motor van de auto is dit toe te schrijven aan de opdracht van Q. om met de auto door te rijden na het ongeluk zolang er geen alarmlampjes brandden. Q. is uiteindelijk zelf op de plaats van het ongeval verschenen en heeft zelf de auto verder gereden. Pas daarna gingen er waarschuwingslampjes branden.

3.5 R. betwist dat de motor van de taxi als gevolg van de aanrijding zodanig is beschadigd dat deze diende te worden vervangen; mogelijk is de schade opgetreden nadat Q. is doorgereden met de auto na het ongeluk.

3.6 D. is geen onafhankelijk schade expert. D. is een goede vriend van Q. Op grond van de verklaring van D. staat vast dat een groot deel van de beweerdelijke schade pas vijf maanden na het ongeval is vastgesteld nadat na het ongeval ruim 17.000 km is gereden. Van enig aannemelijk causaal verband met het ongeval op 1 juni 2009 is geen sprake.

3.7 Een verklaring is in het geding gebracht van F. die verklaart dat Q. haar gezegd zou hebben dat de wagen niet allrisk verzekerd was en het bedrag waarvoor Q. R. aanklaagt te hoog is.

3.8 Causaal verband tussen de nota van de Provincie Groningen en het ongeval wordt betwist evenals dat buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand zouden zijn betaald.

3.9 De buitengerechtelijke kosten worden überhaupt betwist. Q. wordt bijgestaan door zijn rechtsbijstandverzekeraar en van enig verband tussen de nota en onderhavige zaak blijkt niets.

3.10 R. heeft - onder meer - producties in het geding gebracht waarin de getuigen A. en B. hun verklaringen destijds afgelegd bij de politie nuanceren. Onder meer is niet correct in de verklaringen dat R. te laat geremd zou hebben en 150 km/h gereden zou hebben. R. gaf inderdaad een ruk aan het stuur maar het was onduidelijk waarom hij dat deed.

4. Beoordeling

4.1 Partijen zijn het er over eens dat R. tijdens de uitoefening van zijn werk krachtens de arbeidsovereenkomst met Q. een auto-ongeval is overkomen zodat de kantonrechter uitgaat van een vordering gebaseerd op de beperkte grondslag van artikel 7:661 BW. Naar het oordeel van de kantonrechter staat ook vast dat er schade is geleden waarvan de omvang vooralsnog in het midden wordt gelaten.

4.2 Lid 2 van artikel 7:661 BW laat verhaal van schade op R. slechts toe indien hij zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeluk daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloze karakter van zijn rijgedrag. Hierbij moet rekening worden gehouden met het ervaringsfeit dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongelukken raadzame voorzichtigheid leidt. Relevant is naar het oordeel van de kantonrechter dat het rijden met een taxi het veroorzaken van een auto-ongeluk met zich meebrengt en in zijn algemeenheid een overschrijding van de maximumsnelheid waarbij men even iets te hard rijdt in beginsel geen opzet of bewuste roekeloosheid van de bestuurder zal opleveren.

4.3 De beperking van de aansprakelijkheid van werknemers door de toerekeningsmaatstaf in artikel 7:661 BW is ingegeven door de gedachte dat werknemers beschermd dienen te worden tegen vergaande aansprakelijkheid naar aanleiding van fouten gemaakt tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden. Dit geldt echter niet voor het - mogelijk - aanhouden van een zodanige hoge snelheid door R. dat geen redelijke verband meer lijkt te bestaan met de door Q. opgedragen werkzaamheden zodat dit niet meer onder de uitvoering van de arbeidsovereenkomst valt zoals bedoeld in artikel 7:661 BW .

4.4 Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Q. voldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het rijgedrag van R. mogelijk bewust roekeloos was. Door zijn rijgedrag direct voor het ongeval, met name het, gelet op de verkeerssituatie en de toegestane maximale snelheid, mogelijk aanhouden van een veel te hoge snelheid die in zodanige mate tot het uit de bocht vliegen heeft bijgedragen dat overige omstandigheden (het mogelijk willen vermijden van eenden) daarbij in het niet vallen.

4.5 Nu R. de stelling van Q. dat hij op het moment van het ongeval veel te hard reed + gemotiveerd heeft weersproken, rust de bewijslast daarvan op Q.

4.6 Uiteraard rust op Q. eveneens de bewijslast betreffende de hoogte van de geleden schade en het causaal verband tussen de schade en het ongeluk.

4.7 De zaak zal naar de rolzitting van donderdag 20 januari 2011 worden verwezen, opdat Q. te kennen kan geven of en hoe hij aan de bewijsopdracht wenst te voldoen. Voor het geval Q. getuigen wenst te laten horen, dient hij alsdan de namen van de te horen getuigen op te geven alsmede de verhinderdata in de periode van twee maanden volgende op die rolzitting. R. dient op deze rolzitting (schriftelijk) zijn verhinderdata in deze periode op te geven. Indien een getuigenverhoor dient plaats te vinden, zal op die zitting een datum voor het verhoor worden vastgesteld.

4.8 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:

1. laat Q. toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden

1. waaruit blijkt dat R. destijds met een - gelet op de verkeerssituatie - zodanig hoge snelheid heeft gereden dat naar objectieve maatstaven kan worden afgeleid dat R. zich daadwerkelijk bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn gedraging;

2. dat de gevorderde schade het gevolg is van het ongeval en/of onverantwoord door R. doorrijden na het ongeval.

2. verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 20 januari 2011 te 11.00 uur voor uitlating door partijen als bedoeld in rechtsoverweging 4.7;

3. bepaalt dat voor de uitlating door partijen en het mogelijk te houden getuigenverhoor in beginsel geen uitstel zal worden verleend;

4. houdt elke verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, en op 6 januari 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

typ: FB

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature