Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:HR:2011:BU1909 , LJN BU1909

Inhoudsindicatie:

Vennootschapsbelasting. Artikel 8 Wet VPB jo. artikel 3.15 Wet IB. Betekenis van nadere akte voor tijdstip overdracht economische eigendom.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Nr. 10/00880

28 oktober 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 januari 2010, nr. 08/00426, betreffende een aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Breda (nr. AWB 07/1590) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Minister heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende heeft op 12 december 2003 bij notariële akte de juridische eigendom van een bedrijfspand overgedragen aan B Beheer B.V. (hierna: B). De akte van levering is op 16 december 2003 ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Q.

3.1.2. Het was de bedoeling van belanghebbende en B om het bedrijfspand binnen een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) over te dragen. Belanghebbende en B verkeerden in de veronderstelling dat tussen hen vanaf 12 december 2003 een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet zou bestaan en dat op die grond de overdracht van het pand aan B zonder heffing van vennootschapsbelasting over de boekwinst van het bedrijfspand zou plaatsvinden.

3.1.3. Nadat in maart 2004 is geconstateerd dat geen verzoek was ingediend voor de vorming van een fiscale eenheid tussen belanghebbende en B met ingang van 12 december 2003, werd een dergelijk verzoek alsnog ingediend en is met terugwerkende kracht de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen belanghebbende en B op 2 januari 2004 tot stand gekomen.

3.1.4. Op 15 september 2004 heeft de notaris een akte opgesteld, waarin onder meer is bepaald:

"(...)

- dat het altijd nadrukkelijk de bedoeling van partijen is geweest voormelde levering te laten plaatsvinden zodra er tussen verkoper en koper een fiscale eenheid conform artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot stand is gekomen;

- dat ten tijde van voornoemde levering een verzoek als voormeld terzake de fiscale eenheid nog niet was ingediend casu quo verkregen;

- dat voornoemde levering mitsdien had moeten plaatsvinden onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een beschikking fiscale eenheid van de belastingdienst;

- dat de fiscale eenheid tussen partijen tot stand is gekomen zodat aan voormelde opschortende voorwaarde is voldaan;

- dat het de wens van partijen is om voornoemde leveringsakte te rectificeren conform het vorenstaande."

De akte is op 16 september 2004 ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Q. Deze akte heeft niet geleid tot een wijziging in de inschrijving van de hiervoor in 3.1.1 vermelde akte van levering.

3.1.5. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de hiervoor in 3.1.1 bedoelde boekwinst in 2003 is gerealiseerd en heeft bij het vaststellen van de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 deze boekwinst in de belastbare winst van dat jaar begrepen.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat belanghebbende en B de bedoeling hebben gehad om het bedrijfspand over te dragen onder de opschortende voorwaarde dat tussen belanghebbende en B een fiscale eenheid tot stand kwam. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de hiervoor in 3.1.4 vermelde akte waarin deze voorwaarde is opgenomen, niet tot gevolg heeft gehad dat de juridische eigendom van het bedrijfspand achteraf bezien pas op 2 januari 2004, de datum waarop een fiscale eenheid tussen belanghebbende en B tot stand is gekomen, naar B is overgegaan, maar dat een redelijke uitleg van deze akte, alle omstandigheden van de onderhavige zaak in aanmerking genomen, de conclusie rechtvaardigt dat de economische eigendom van het bedrijfspand, dat wil zeggen het volledige risico inzake waardeverandering en tenietgaan daarvan, gedurende de periode 12 december 2003 tot 2 januari 2004 bij belanghebbende is gebleven.

3.3. Het middel richt zich tegen het hiervoor in 3.2 vermelde oordeel van het Hof dat de levering van de economische eigendom van het bedrijfspand pas op 2 januari 2004 heeft plaatsgevonden. Daartoe wijst het middel op de inhoud van de akte van levering, met name op de bepaling dat de koopprijs tussen verkoper en koper is verrekend alsmede dat is bepaald dat de feitelijke levering (aflevering) van het bedrijfspand op 12 december 2003 plaatsvond en dat vanaf die datum de baten de koper ten goede komen en de lasten voor zijn rekening zijn.

Het middel slaagt. Gelet op de hiervoor door het middel omschreven bepalingen in de akte van levering alsmede het ontbreken van bepalingen in de akte van 15 december 2004 waaruit blijkt dat partijen bij die overeenkomst de verrekening van de koopprijs hebben ongedaan gemaakt en de tot de datum van die akte opgekomen baten en lasten alsnog ten goede respectievelijk ten laste van verkoper hebben laten komen, is het oordeel van het Hof dat het volledige risico inzake waardeverandering en tenietgaan van het pand gedurende de periode 12 december 2003 tot 2 januari 2004 bij belanghebbende is gebleven, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.

3.4. Gelet op het hiervoor overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren A.R.L. Leemreis, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature