Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Parkeerverbod fiets, bestuursdwang, beroep gegrond. Verweerder heeft eigen beleid verkeerd toegepast en de fiets voortijdig verwijderd.

Uitspraak



uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummer: SBR 10/1722

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2011 in de zaak tussen

[eiseres],

(gemachtigde: mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.N. Sloote).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 maart 2010, onder toepassing van bestuursdwang, de fiets van eiseres verwijderd en opgeslagen wegens overtreding van het bepaalde in artikel 45a, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Utrecht (hierna: de APV). De beslissing tot toepassing van bestuursdwang is op 27 maart 2010 op schrift gesteld en aan eiseres uitgereikt toen zij die dag haar fiets kwam ophalen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 3 mei 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2011. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt ambtshalve allereerst het volgende. Op 1 april 2010 is de APV Utrecht 2010 (hierna: de APV 2010) in werking getreden. Daarbij is artikel 45a uit de APV komen te vervallen en vervangen door artikel 2.32 van de APV 2010. Dit artikel heeft weliswaar eenzelfde strekking als artikel 45a uit de APV, maar is niet gelijkluidend. Omdat verweerder eiseres verwijt dat zij op 23 maart 2010 de verbodsbepaling neergelegd in artikel 45a van de APV zou hebben overtreden, blijft hierop het recht van toepassing zoals dat volgens de APV gold. Een andere lezing zou leiden tot strijd met het legaliteitsbeginsel. Dat betekent dat, anders dan de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft betoogd, op dit geschil dus niet de APV 2010, maar de APV van toepassing is.

Artikel 45a van de APV luidt als volgt:

“1. Het is verboden een fiets of een bromfiets, al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt,

langer dan een half uur achtereen onbeheerd op de weg te laten staan op plaatsen waar de

aanwezigheid van onbeheerd achtergelaten fietsen of bromfietsen storend kan zijn voor het

ordelijk aanzien of het doelmatig gebruik van de weg.

2. Burgemeester en wethouders wijzen de in het eerste lid bedoelde plaatsen aan.

3. Het in het eerste lid bedoelde verbod is slechts van kracht indien het ter plaatse op de door

burgemeester en wethouders te bepalen wijze ter kennis van het publiek is gebracht.”

2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres haar fiets in het gebied rondom station

Utrecht Centraal (hierna: het stationsgebied) op straat heeft laten staan, zonder dat haar

fiets in de daartoe bestemde fietsenrekken geparkeerd stond. Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder verklaard dat dit gebied door verweerder bij besluit, waarvan de datum onbekend is gebleven, is aangewezen als plaats waar verbod uit artikel 45a, eerste lid, van de APV destijds van kracht was. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verder nog verklaard dat, ter uitvoering van het derde lid van artikel 45a van de APV, in dit gebied borden waren geplaatst waarop (onder meer) stond aangegeven dat fietsen die gevaarlijk of hinderlijk gestald stonden, door verweerder zouden worden verwijderd.

Daarmee staat vast dat het verbod uit artikel 45a, eerste lid, van de APV op 23 maart 2010 ter plaatse van kracht was. Eiseres heeft dit ook niet weersproken.

3. In het procesdossier bevindt zich een afdruk van een, door een ambtenaar van de

gemeente Utrecht, op 23 maart 2010 gemaakte foto, waarop de geparkeerde fiets van eiseres te zien is. De rechtbank stelt op basis van deze foto vast dat de fiets van eiseres in een doorgang tussen twee fietsenrekken geparkeerd stond. Daarmee heeft de fiets van eiseres een deel van de looproute in beslag genomen, zodat verweerder de aanwezigheid van de fiets van eiseres op deze plaats in redelijkheid als storend voor het doelmatig gebruik van de weg heeft mogen aanmerken. Nadat de fiets van eiseres onbeheerd langer dan een half uur op de voornoemde plaats had gestaan, was dus sprake van overtreding van het verbod van artikel 45a, eerste lid, van de APV.

4. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bevoegd was om handhavend tegen deze overtreding op te treden. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om daartegen met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen.

5. Tussen partijen is niet in geschil dat de wijze waarop van de bevoegdheid bestuursdwang toe te passen gebruik wordt gemaakt, in het geval van overtreding van artikel 45a, eerste lid, van de APV, door verweerder destijds was neergelegd in beleid, welk beleid was weergegeven op de website van verweerder. Dit luidde - voor zover van belang - als volgt:

“De gemeente verwijdert:

- fietsen die gevaarlijk gestald staan voor een nooduitgang, brandkraan, op een blinde geleide strook of direct aan of op de trambaan of rijweg (Rood label: fiets wordt na half uur verwijderd)

- fietsen die hinderlijk gestald staan in de looproute of voor een ingang. (Groen label: fiets wordt na 24 uur verwijderd).”

6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de fiets van

eiseres gevaarlijk gestald stond. Daarom hebben ambtenaren van de gemeente Utrecht op

23 maart 2010, ingevolge het hiervoor genoemde beleid, een rood label aan de fiets van

eiseres bevestigd en haar fiets, na het verstrijken van een half uur, verwijderd.

7. Eiseres weerspreekt dat haar fiets gevaarlijk gestald stond en stelt dat verweerder haar

fiets daarom niet van een rood, maar van een groen label had moeten voorzien. Zij had dan 24 uur de tijd gehad om haar fiets zelf te verwijderen. Deze mogelijkheid is haar ontnomen, nu verweerder haar fiets, door het openknippen van haar fietsslot, voortijdig heeft verwijderd. Eiseres heeft in dat verband verklaard dat zij op de avond van 23 maart 2010, en daarmee binnen 24 uur, weer bij haar fiets terugkwam, die toen al was verwijderd. Door het vroegtijdig verwijderen van haar fiets stelt eiseres ook schade te hebben geleden, die zij thans van verweerder vordert.

8. De rechtbank overweegt als volgt. Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of de fiets van eiseres gevaarlijk gestald stond en daarmee overeenkomstig het onder 5 genoemde beleid van verweerder terecht van een rood label is voorzien en na het verstrijken van een half uur is verwijderd.

De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de reeds genoemde foto van 23 maart 2010, waarop de geparkeerde fiets van eiseres te zien is, kan de rechtbank niet afleiden dat deze fiets gevaarlijk voor een nooduitgang, brandkraan, op een blinde geleide strook of direct aan of op de trambaan of rijweg geparkeerd stond. Daarmee is het de rechtbank niet gebleken dat aan de, in het onder 5 genoemde beleid, voorwaarden is voldaan, waaronder een fiets van een rood label wordt voorzien. Ook het dienstrapport van 23 maart 2010 van de ambtenaren van de gemeente Utrecht, die de fiets van eiseres die dag hebben verwijderd, biedt daarvoor geen aanknopingspunten. Integendeel. Dit rapport biedt juist aanknopingspunten voor het betoog van eiseres dat haar fiets niet gevaarlijk, maar hinderlijk gestald stond, zodat haar fiets van een groen label voorzien had moeten worden. Het dienstrapport meldt namelijk dat de fiets van eiseres is verwijderd met als reden “code 1: voetpad/doorgang geblokkeerd”. De codes 2 tot en met 6 van dit dienstrapport hebben betrekking op de omstandigheden, waaronder een rood label aan een gevaarlijk gestalde fiets wordt bevestigd.

9. De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat verweerder, gelet op het door hem gevoerde beleid, de fiets van eiseres niet van een rood, maar van een groen label had moeten voorzien. Het bestreden besluit kan dus reeds hierom niet in stand blijven.

10. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 5:31, tweede lid, van de Awb , zodat het bestreden besluit ook daarom niet in stand kan blijven. Ingevolge dit artikel kan, indien de situatie zo spoedeisende is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast. Hierna dient zo spoedig mogelijk alsnog een besluit tot toepassing van bestuursdwang (zonder voorafgaande last) bekend te worden gemaakt. Blijkens het bestreden besluit, waarin verweerder ten onrechte het oude artikel 5:24, zesde lid, van de Awb heeft aangehaald, heeft verweerder geoordeeld dat sprake was van een dergelijke situatie, zodat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kon worden gesteld.

Nu het de rechtbank niet is gebleken dat de fiets van eiseres gevaarlijk gestald stond, kan niet langer staande worden gehouden dat sprake was van een situatie die dermate spoedeisende was dat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kon worden gesteld.

11. Eiseres heeft nog als beroepsgrond aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet heeft uitgenodigd voor een hoorzitting alvorens op haar bezwaar te beslissen. Volgens eiseres heeft verweerder haar bezwaar ten onrechte als kennelijk ongegrond aangemerkt, zodat verweerder de in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb neergelegde hoorplicht heeft geschonden. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is verklaard, omdat er destijds werd geoordeeld dat er met een hoorzitting geen nieuwe feiten en omstandigheden aan de dag zouden kunnen komen. Voorts wordt er bij dit soort besluiten meestal niet gehoord, aldus de gemachtigde van verweerder.

Gelet op de feiten die ter zitting nog naar voren zijn gekomen, kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval echter niet worden volgehouden dat deze feiten ook niet bij een hoorzitting in de bezwaarfase aan de orde zouden zijn gekomen. Er was dan ook geen sprake van een kennelijke situatie die op voorhand afdoening zonder hoorzitting rechtvaardigde.

Verweerder had dan ook niet van het horen van eiseres af kunnen zien. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder erkend dat met de kennis van nu, toen misschien anders geoordeeld had moeten worden. Ook deze beroepsgrond slaagt derhalve.

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank

ziet daarbij aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank met

toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb zal bepalen dat deze uitspraak in

de plaats treedt van het bestreden besluit.

13. Omdat de rechtbank heeft geoordeeld tot gegrondverklaring van het

beroep en de door eiseres gevorderde en onderbouwde schade niet door verweerder is weersproken, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres tot toepassing van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb toe. Verweerder zal daarom worden veroordeeld tot vergoeding van de door eiseres geleden schade, begroot op € 51,50. Deze schade bestaat uit € 39,- voor de aanschaf van een nieuw fietsslot en € 12,50, die eiseres heeft moeten betalen om haar in beslag genomen fiets van verweerder terug te krijgen.

14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank verder dat

verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.

15. De rechtbank veroordeelt verweerder eveneens in de door eiseres gemaakte

proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten

bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 755,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 218,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt;

- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 51,50;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 150,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 755,- te betalen aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, in aanwezigheid van

L. Homan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature