Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

"Vraag of er dwangsommen zijn verbeurd en zo ja tot welk bedrag. Uitleg van strekking van het dictum van het vonnis de voorzieningenrechter van 8 april 2010

LJN-nummer BM0477) en van hetgeen van veroordeelde verwacht mocht worden."

Uitspraak



RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht

CVZ/JB

KG nummer: 119966/KG ZA 10-175

datum: 3 juni 2010

Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding

in de zaak van:

1. [eiser 1],

2. [eiser 2],

beiden wonende te Heiloo,

EISERS IN KORT GEDING,

advocaat mr. C.R. Rutte te Alkmaar,

tegen:

[naam gedaagde], mede h.o.d.n. [bedrijfsnaam],

wonende en zaakdoende te Alkmaar,

GEDAAGDE IN KORT GEDING,

advocaat mr. K. Meijer te Alkmaar.

Partijen zullen verder worden genoemd "[eisers]" respectievelijk "[gedaagde]".

1. HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 27 mei 2010 hebben [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.

[gedaagde] heeft de vordering bestreden.

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eisers] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.

De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2. DE UITGANGSPUNTEN

2.1 Tussen partijen is eerder een kort geding aanhangig geweest bij deze rechtbank onder nummer 118153/KG ZA 10-88 met [gedaagde] als eiser en [eisers] (en anderen) als gedaagden.

2.2 In die zaak is op 8 april 2010 vonnis gewezen door de voorzieningenrechter. Dit vonnis houdt - voor zover hier van belang - het volgende in als beslissing:

- veroordeelt [eisers] om binnen één week na betekening van dit vonnis de artikelen '17 instanties die niets ondernemen tegen het seksueel misbruik van de meisjes Blinker' en 'Eén van de vele praktijkgevallen waarin het AMK niets doet en de kinderen de dupe zijn' met alle daarbij behorende reacties, zoals eerder vermeld op de website van de Volkskrant B.V. te verwijderen en verwijderd te houden, in zoverre dat deze artikelen op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 2.500,-- per dag of gedeelte daarvan dat [eisers] hiermee na het verstrijken van genoemde termijn in gebreke blijven en/of zulks weigeren, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van [euro] 25.000,--;

- veroordeelt [eisers] (...), om binnen één week na betekening van dit vonnis de reactie bestaande uit de integrale tekst van het artikel '17 instanties die niets ondernemen tegen het seksueel misbruik van de meisjes Blinker' zoals vermeld op de website van [betrokkene] te verwijderen en verwijderd te houden, in zoverre dat deze op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet is terug te vinden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 2.500,-- per dag of gedeelte daarvan dat [eisers](...)hiermee na het verstrijken van genoemde termijn in gebreke blijven en/of zulks weigeren, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van [euro] 25.000,--;

- veroordeelt [eisers] zich voortaan te onthouden van het doen van uitlatingen dan wel het uiten van beschuldigingen gericht op het seksueel misbruik door [gedaagde] van zijn dochter en zijn kleinkinderen zulks in de breedste zin van het woord, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 2.500,-- per dag of gedeelte daarvan dat [eisers] hiermee na het verstrijken van genoemde termijn in gebreke blijven en/of zulks weigeren, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van [euro] 25.000,--;

2.3 Genoemd vonnis is op 12 april 2010 betekend aan [eisers]

2.4 Bij exploten van 29 april 2010 heeft de deurwaarder aan [eisers] ieder afzonderlijk aangezegd dat er dwangsommen tot een bedrag van [euro] 50.000,-- zijn verbeurd (bestaande uit 20 maal [euro] 2.500,--) en [eisers] aangezegd het openstaande bedrag binnen 2 dagen na de datum van de betekening te voldoen.

2.5 [eisers] zijn niet overgegaan tot het voldoen van aangezegde dwangsommen, waarna de deurwaarder heeft aangekondigd loonbeslag te zullen gaan leggen onder de werkgever van [eiser 1].

3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

I de door de voorzieningenrechter te Alkmaar bij vonnis d.d. 8 april 2010 (118153/KG ZA 10-88) aan [eisers] opgelegde dwangsommen op zal heffen;

Subsidiair

II de door de voorzieningenrechter te Alkmaar bij vonnis d.d. 8 april 2010 (118153/KG ZA 10-88) aan [eisers] opgelegde dwangsommen ten aanzien van de hoofdveroordelingen sub I en II op zal heffen;

Meer subsidiair:

III de tenuitvoerlegging van het vonnis van de voorzieningenrechter te Alkmaar bij vonnis d.d. 8 april 2010 (118153/KG ZA 10-88) per de datum van het door de voorzieningenrechter ten deze te wijzen vonnis zal schorsen, voor zover deze betrekking heeft op de verschuldigdheid van de dwangsommen, al dan niet onder verbeurte van een dwangsom ad [euro] 2.500,-- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom, voor iedere executiemaatregel die [gedaagde] na dit vonnis jegens [eisers] treft;

Uiterst subsidiair:

IV de door de voorzieningenrechter te Alkmaar bij vonnis d.d. 8 april 2010 (118153/KG ZA 10-88) aan [eisers] opgelegde en verbeurde dwangsommen zal matigen tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

In alle gevallen:

V alle ten deze gelegde executoriale beslagen op zal heffen binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen termijn voor voldoening, al dan niet op straffe van verbeurte van een dwangsom ad [euro] 2.500,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom, voor iedere dag c.q. dagdeel dat [gedaagde] na voornoemde termijn hiermee in gebreke blijft;

VI [gedaagde] zal veroordelen om aan [eisers] de kosten van het onderhavige

geding te voldoen.

3.2 [eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] ten onrechte aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen, omdat zij al datgene hebben gedaan waartoe zij uit hoofde van het vonnis van 8 april 2010 verplicht waren en wat daarbij redelijkerwijs van hen verwacht mocht worden. [eisers] stellen dat zij spoedeisend belang hebben bij hun vordering omdat [eiser 1] zijn salaris telkens op de laatste dag van de maand uitbetaald krijgt. Tot slot hebben zij aangevoerd dat het voorgenomen loonbeslag reeds aan de werkgever was aangekondigd en dat deze vervolgens [eiser 1] heeft laten weten dat zijn contract dat eind juni 2010 afloopt niet zal worden verlengd.

3.3 [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij heeft betwist dat hij ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op dwangsommen. In dat verband heeft hij er op gewezen dat de tekst van het artikel '17 instanties die niets ondernemen tegen het seksueel misbruik van de meisjes Blinker' tot op 27 april 2010 op internet nog integraal terug te vinden was en dat tot op heden er nog treffers zijn bij verschillende zoektermen op internet die verwijzen naar in ieder geval dit artikel. Daarbij heeft hij het standpunt ingenomen dat de gebruikte zoektermen alleen deze treffers kunnen opleveren als het bewuste artikel nog ergens op internet te vinden is, maar dat het niet aan hem is om uit te zoeken waar dat artikel dan nog staat.

4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

4.1 Het gaat in het onderhavige executiegeschil over de vraag of [eisers] dwangsommen verschuldigd geworden zijn uit hoofde van het vonnis van 8 april 2010 en zo ja, tot welk bedrag.

Ten aanzien van de veroordeling tot verwijderen van de artikelen

4.2 De eerste vraag waarover partijen daarbij van mening verschillen is de vraag of de veroordeling vastgelegd in het dictum van genoemd vonnis onder I, strekkende tot verwijdering van de artikelen '17 instanties die niets ondernemen tegen het seksueel misbruik van de meisjes Blinker' en 'Eén van de vele praktijkgevallen waarin het AMK niets doet en de kinderen de dupe zijn' met alle daarbij behorende reacties, in zoverre dat deze artikelen op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden, zo uitgelegd moet worden dat deze veroordeling tevens ziet op eventuele treffers via een zoekmachine, die verwijzen naar een pagina waarvan de inhoud inmiddels is verwijderd, zoals dit deel van het vonnis door [gedaagde] wordt uitgelegd.

4.3 De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Het onrechtmatig handelen van [eisers] jegens [gedaagde], zoals dat aan de orde is geweest in het vorige kort geding, ligt besloten in de inhoud van de bewuste artikelen. Om die reden handelen [eisers] naar het oordeel van de voorzieningenrechter uitsluitend in strijd met het vonnis van 8 april 2010 voor zover een treffer op internet via een zoekmachine daadwerkelijk doorgelinkt kan worden naar de tekst (inhoud, de content) van (een van) de bewuste artikelen. Een treffer die niet langer uitkomt bij de inhoud van een van de gewraakte artikelen is de rhalve onvoldoende voor het verschuldigd worden van een dwangsom. Weliswaar is door [gedaagde] aangevoerd dat de treffers alleen gegeven worden als het artikel zich nog ergens op internet bevindt, maar dit is door [eisers] gemotiveerd betwist en [gedaagde] heeft nagelaten zijn standpunt hieromtrent nader te staven, zodat hieraan voorbij gegaan zal worden.

4.4 Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden òf [eisers] dwangsommen verschuldigd zijn geworden en zo ja, tot welk bedrag. In dit verband is door [eisers] gesteld dat zij alles hebben gedaan wat redelijkerwijze van hen verwacht mocht en kon worden om aan het vonnis te voldoen. In dat verband hebben zij aangevoerd dat zij de Volkskrant, de Kinderombudsman en de verschillende (beheerders van) veel gebruikte zoekmachines hebben aangeschreven met het verzoek de vermelding van de gewraakte artikelen te verwijderen (zie de brief van 14 april 2010 van [eisers] aan de advocaat van [gedaagde]) en dat zij vervolgens bevestiging hebben ontvangen dat de inhoud van de artikelen is verwijderd. Door [gedaagde] is het standpunt ingenomen dat ook alle treffers van het internet verwijderd hadden moeten worden en dat het op de weg van [eisers] had gelegen om zich actief in te spannen om ook de zogenaamde cachebestanden verwijderd te krijgen. Daartoe heeft hij nog aangevoerd dat een klein onderzoek op Google hem had geleerd dat dit redelijk eenvoudig door [eisers] bewerkstelligd had kunnen worden. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.

4.5 Het debat tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [eisers] er ook rekening mee hadden moeten hadden dat de inhoud van de gewraakte artikelen zich nog in het zogeheten cache geheugen van zoekmachines kon bevinden waardoor de inhoud van de artikelen toch nog kenbaar was.

4.6 De voorzieningenrechter heeft in overleg met partijen na de zitting zelf nagekeken op internet of er inderdaad een voor een ieder toegankelijke en duidelijke mogelijkheid bestaat om informatie te vergaren over het verwijderen van pagina's of sites uit de zoekresultaten van Google, en dan in het bijzonder pagina's die in het zogeheten cachegeheugen zijn opgeslagen. De informatie hieromtrent is naar het oordeel van de voorzieningenrechter inderdaad toegankelijk in die zin dat deze redelijk gemakkelijk te vinden is en begrijpelijk geformuleerd is. Om bij die informatie te komen kun je direct van de startpagina van Google via een link naar 'alles over google’. Op de volgende pagina kan onder de link 'help' vervolgens een keuze gemaakt worden, onder meer met een link naar 'webmasterhulpprogramma's van google help' waar onder meer informatie te vinden is over het verwijderen van een URL. Uit die informatie blijkt dat er feitelijk twee stappen nodig zijn voor het verwijderen van een URL: de eigenaar van de site kan (zonodig op verzoek) de inhoud van de betreffende informatie verwijderen waarna Google gevraagd kan worden de bewuste informatie uit de zoekfuncties te verwijderen. Door Google wordt daarbij benadrukt dat het van belang is om bij dat verzoek gebruik te maken van het openbare hulpprogramma voor het verwijderen van URL's, juist om ervoor te zorgen dat er geen in het cachegeheugen opgeslagen kopie of fragment van de inhoud wordt weergegeven in de zoekresultaten van Google.

4.7 Uit het vorenoverwogene valt af te leiden dat [eisers] wel de juiste eerste stap hebben gezet om aan hun verplichtingen uit het vonnis te voldoen door de verschillende beheerders van sites en zoekmachines (onder wie Google) aan te schrijven met het verzoek (de inhoud van) de artikelen te verwijderen, maar dat zij daarnaast nog een separaat verzoek hadden moeten doen aan Google om de bewuste URL's te verwijderen. Dit hebben zij evenwel nagelaten. Door [eisers] is in dat verband opgemerkt dat zij leken zijn op dit gebied en dat zij niet bekend waren met de mogelijkheid om de cache-bestanden door Google te laten verwijderen. Dit verweer kan hen evenwel niet helpen. Op [eisers] rustte uit hoofde van het vonnis een zware inspanningsverplichting (verstevigd met een dwangsombepaling) om aan hun verplichtingen uit dat vonnis te voldoen. Als zij van mening zijn dat zij onvoldoende kennis van internet hadden om er zeker van te zijn dat zij aan het vonnis voldeden had het op hun weg gelegen zich daarover te laten voorlichten of daar nadere informatie over in te winnen. Niet is gesteld of gebleken dat zij dit (tijdig) hebben gedaan of dat zij naar dergelijke informatie hebben gezocht. Dat zij dit hebben nagelaten, is echter een omstandigheid die voor hun rekening en risico dient te blijven. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat [eisers] ook uit de brief van de advocaat van Microsoft van 14 april 2010 (als productie 16 door [eisers] in het geding gebracht) hadden kunnen opmaken wat de procedure is voor het verwijderen van content uit zoekresultaten en cache uit zoekmachines.

4.8 Door [gedaagde] zijn verder onder meer bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de inhoud van het artikel '17 instanties die niets ondernemen tegen het seksueel misbruik van de meisjes Blinker' en de reacties daarop nog zichtbaar waren op 19 april 2010 op [site naam 1] en op [site naam 2]. In verband hiermee is door [eisers] gesteld dat de veroordeling 'binnen een week na betekening' niet impliceert dat bij een betekening op 12 april 2010 de bewuste artikelen vóór 19 april 2010 verwijderd zouden moeten zijn, omdat in ieder geval nog een deel van de dag van 19 april 2010 binnen de bewuste termijn van een week zou vallen en dat hij daarom ten aanzien van het aantreffen van deze artikelen op 19 april 2010 nog geen dwangsommen verschuldigd is geworden. Hierin worden zij niet gevolgd. In het dictum is immers bepaald dat 'binnen een week na betekening' aan de veroordeling moest zijn voldaan en niet 'uiterlijk een week na betekening. Om die reden wordt geoordeeld dat het dictum zo moet worden uitgelegd dat in dit geval de gewraakte artikelen uiterlijk vóór 19 april 2010 van het internet verwijderd moesten zijn. Dat [eisers] hier zelf ook van uit gingen blijkt wel uit de inhoud van de e-mails die de heer [eiser 1] heeft verstuurd om de bewuste artikelen van het internet verwijderd te krijgen en waarin hij telkens aangaf dat de bewuste informatie uiterlijk vrijdag (16 april 2010) verwijderd diende te zijn.

4.9 Voorts zijn door [gedaagde] bewijsstukken overgelegd dat de inhoud van dit artikel en de reacties daarop nog steeds zichtbaar waren op beide genoemde blogs op 20 april 2010 en dat deze op 21 april 2010, 22 april 2010 en 23 april 2010 op [site naam 2] nog zichtbaar was, evenals op 26 april 2010 en op 27 april 2010. Door [eisers] is hieromtrent aangevoerd dat bij die artikelen vermeld is dat het cachebestanden betreft en dat zij niet de mogelijkheid hadden om die cachebestanden te verwijderen, maar zoals hiervoor onder 4.7. reeds is overwogen kan dit verweer hen niet baten. De tekst van deze artikelen was op genoemde data nog toegankelijk voor derden en dat had niet meer het geval mogen zijn. Ook de omstandigheid dat [eisers] verklaren dat zij er niet mee bekend waren dat het artikel op die blogs werd weergegeven, kan hen niet baten. Bij het plaatsen van de gewraakte artikelen op internet hebben [eisers] het risico genomen dat ook anderen deze artikelen zouden overnemen, zodat zij zich hier thans niet achter kunnen verschuilen.

4.10 Uit het vorenstaande volgt dat [eisers] niet al hetgeen hebben gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om aan de veroordeling te voldoen en dat zij (2x op 19 april, 2x op 20 april, 1x op 21 april, 1x op 22 april, 1x op 23 april, 1x op 26 april en 1x op 27 april ) in totaal negenmaal een dwangsom van [euro] 2.500,-- , verschuldigd zijn geworden, derhalve in totaal een bedrag van [euro] 22.500,--, uit hoofde van de veroordeling tot verwijdering uit het vonnis van 8 april 2010.

Ten aanzien van het doen van nieuwe uitlatingen

4.11 Daarnaast is door [gedaagde] het standpunt ingenomen dat [eisers] in strijd hebben gehandeld met de opgelegde veroordeling om zich voortaan te onthouden van het doen van uitlatingen dan wel het uiten van beschuldigingen gericht op het seksueel misbruik door [gedaagde] van zijn dochter en zijn kleinkinderen. In verband hiermee heeft hij aan [eisers] aangezegd dat zij de maximale dwangsom verschuldigd zijn geworden. Door [gedaagde] is aangevoerd dat de vermelding van het gewraakte artikel o p [site naam 1] en [site naam 2] vóór het vonnis van het vorige kort geding nog niet bestond en dat, nu bij die artikelen opnieuw de gebruikersnaam van de heer [eiser 1] vermeld is, het niet anders kan dan dat hij de artikelen zelf op die blogs geplaatst heeft, als gevolg waarvan hij dwangsommen heeft verbeurd. Desgevraagd is door [gedaagde] verklaard dat hij er niet mee bekend is wanneer deze artikelen voor het eerst geplaatst zijn op de bewuste blogs, maar dat er van uitgegaan moet worden dat [eisers] in ieder geval vanaf 19 april 2010 in strijd hebben gehandeld met de genoemde veroordeling en dat derhalve uiterlijk op 28 april 2010 de maximale dwangsom verschuldigd was geworden.

4.12 Door [eisers] is nadrukkelijk en onderbouwd betwist dat zij zelf (een van) de gewraakte artikelen opnieuw geplaatst hebben op genoemde blogs. In dat verband hebben zij er ook op gewezen dat zij inmiddels hun gebruikersnaam hebben laten verwijderen van het vkblog, juist om te voorkomen dat een ander daarvan misbruik zou kunnen maken.

4.13 De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Tegenover de gemotiveerde betwisting is door [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat [eisers] zich inderdaad schuldig hebben gemaakt aan het opnieuw plaatsen van hun artikel op de genoemde blogs. De enkele vermelding van de bewuste gebruikersnaam van [eiser 1] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grond om aan te nemen dat [eiser 1] zelf die artikelen heeft geplaatst. Nu [gedaagde] ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eisers] daadwerkelijk in strijd hebben gehandeld met dit deel van de veroordeling, moet worden geoordeeld dat [eisers] op grond van dit deel van de veroordeling nog geen dwangsommen verschuldigd zijn geworden.

De vorderingen

4.14 Op grond van het vorenstaande kan het volgende worden geconcludeerd ten aanzien van de verschillende vorderingen van [eisers] De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de in het vonnis van 8 april 2010 aan de verschillende veroordelingen verbonden dwangsommen op te heffen, te meer niet nu [eisers] ter zitting nog duidelijk hebben laten blijken zich nog altijd 'grote zorgen te maken omtrent het welzijn van de dochter en de kleindochters'. Om die reden wordt geoordeeld dat het nog altijd van belang is de vastgestelde dwangsommen te handhaven. Het primair en subsidiair gevorderde wordt derhalve afgewezen. Ook voor toewijzing van de gevorderde schorsing van de dwangsommen (meer subsidiair) en de gevorderde matiging van dwangsommen (uiterst subsidiair) is onvoldoende grond aangevoerd, zodat ook die vorderingen zullen worden afgewezen.

4.15 Ten aanzien van de vordering tot opheffing van executoriale beslagen wordt het volgende overwogen. Ter zitting is genoegzaam komen vast te staan dat het aangekondigde loonbeslag nog niet is gelegd. Bovendien heeft [gedaagde] toegezegd dit tot de datum van dit vonnis ook niet te zullen laten doen. Voor zover [gedaagde] reeds andere executoriale beslagen heeft doen leggen in verband met verbeurde dwangsommen zijn die beslagen terecht gelegd voor zover deze een vordering van in hoofdsom [euro] 22.500,--, te vermeerderen met kosten, niet overtreffen en bestaat er derhalve geen aanleiding deze beslagen op te heffen. Ook dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.16 Nu partijen over en weer op belangrijke punten in het ongelijk gesteld zijn, ziet de voorzieningenrechter de proceskosten te compenseren, op de wijze als hierna te vermelden.

5. DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:

- weigert de gevorderde voorzieningen;

- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Gewezen door mr. J. Blokland, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2010 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature