Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Arnhem, 28 oktober 2008 - De rechtbank Arnhem heeft een 55-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar voor moord op zijn ex-echtgenote door haar de keel door te snijden met een mes dat hij uit zijn woning had meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de lezing van verdachte, dat van opzet op haar dood en voorbedachte raad geen sprake is geweest, niet aannemelijk is geworden. De Officier van Justitie had een gevangenisstraf geëist van 12 jaar. De rechtbank is boven deze eis uitgegaan omdat zij nog meer dan de Officier van Justitie de gruwelijkheid van verdachtes handelen heeft laten mee wegen.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Promis II

Parketnummer : 05/505838-08

Datum zitting : 14 oktober 2008

Datum uitspraak : 28 oktober 2008

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],

adres : [adres] ,

plaats : [woonplaats]

thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5

Arnhem.

Raadsman : mr. P.L.P.M. Van Aalst, advocaat te Arnhem.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 16 april 2008 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachten

rade E.[slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, hierin

bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans

na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] met een mes, althans een op

een mes gelijkend voorwerp, in de hals/keel heeft gestoken en/of (vervolgens)

in de hals/keel heeft gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is

overleden;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 16 april 2008 te Arnhem opzettelijk E.[slachtoffer] van het leven

heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] met een

mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in de hals/keel heeft gestoken

en/of (vervolgens) in de hals/keel heeft gesneden, tengevolge waarvan

voornoemde persoon is overleden;

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 16 april 2008 te Arnhem aan een persoon genaamd E.[slachtoffer]

(zijnde zijn echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een

doorgesneden halsslagader en/of luchtpijp), heeft toegebracht, door

opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp,

in de hals en/of keel te snijden en/of steken, terwijl het feit de dood

tengevolge heeft gehad;

art 304 Wetboek van Strafrecht

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 14 oktober 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.L.P.M. Van Aalst, advocaat te Arnhem.

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van feit 1, primair:

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 16 april 2008 vanaf omstreeks 01.00 uur heeft verdachte enkele malen telefonisch contact opgenomen met zijn ex-echtgenote E. [slachtoffer]. Hem is toen door [slachtoffer] te verstaan gegeven dat zij daar niet van gediend was en dat het verdachte duidelijk moest zijn dat de relatie tussen hen voorbij was. Vervolgens heeft verdachte zich met medeneming van een keukenmes vanuit zijn woning te Westervoort naar de woning van [slachtoffer] in Arnhem begeven. Aangekomen bij de voordeur van die woning heeft verdachte de inwonende zoon van [slachtoffer], J. [zoon van slachtoffer], weten over te halen die deur te openen, waarna verdachte de woonkamer is ingelopen. Kort daarop kwam [slachtoffer] vanuit haar slaapkamer tevoorschijn, gevolgd door haar nieuwe vriend. [slachtoffer] heeft verdachte blijk gegeven van haar ongenoegen aangaande zijn komst, hem in de richting van de voordeur gedirigeerd en hem te verstaan gegeven dat hij weg moest gaan. In de hal bij de voordeur heeft verdachte enige tijd met [slachtoffer] gesproken. Uiteindelijk heeft verdachte het mes dat hij had meegenomen, tevoorschijn gehaald en daarmee op [slachtoffer] ingestoken, waarna [slachtoffer] en verdachte beiden op de grond terecht zijn gekomen. Hierna heeft de zoon tevergeefs getracht [slachtoffer], die onderop lag, te ontzetten onder meer door verdachte aan zijn jas te trekken en hem te schoppen. Vervolgens hebben zowel de zoon als de nieuwe vriend van [slachtoffer] de woning verlaten om hulp te halen. Als laatste is verdachte vertrokken met medeneming van het mes.

Op 16 april 2008 omstreeks 03.00 uur werd [slachtoffer] door de gealarmeerde politie aangetroffen met een diepe verwonding aan haar hals. Zij bleek te zijn overleden.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gedood. In dit verband heeft de officier van justitie in hoofdzaak gewezen op de ernst en aard van het toegebrachte letsel, op het feit dat verdachte zich met medeneming van een mes naar de woning van [slachtoffer] heeft begeven en zich onder valse voorwendselen de toegang tot die woning heeft verschaft. Voorts heeft de officier van justitie

in aanmerking genomen dat verdachte de echtscheiding niet kon verkroppen en dat hij blijkens enkele getuigenverklaringen op eerdere momenten had gedreigd [slachtoffer] iets aan te doen.

Standpunt van de verdachte

Verdachte heeft verklaard dat het nimmer zijn bedoeling is geweest [slachtoffer] te doden. Hij had daarentegen het plan opgevat zichzelf voor de ogen van [slachtoffer] van het leven te beroven en om die reden had hij het mes meegenomen. Eenmaal aangekomen in de woning van [slachtoffer] heeft hij in de hal enige tijd met haar gesproken en besloot hij uiteindelijk maar weg te gaan, omdat verder praten geen zin had. Zijn plan zichzelf van het leven te beroven, had hij inmiddels laten varen. Echter, op het moment dat hij op het punt stond te vertrekken en de voordeur reeds geopend was, gebaarde hij naar [slachtoffer] dat hij aan haar had gemerkt dat zij haar nieuwe vriend oraal bevredigd had, waarop [slachtoffer] hem in het gezicht sloeg. Toen werd hij boos en stak éénmaal met het mes op haar in. Nadat zij beiden op de grond terecht waren gekomen, trachtte verdachte [slachtoffer] in bedwang te houden door het mes op haar keel te zetten. Doordat [zoon van slachtoffer] hem toen in de rug schopte en aan hem trok, schoot het mes door de keel van [slachtoffer], aldus verdachte.

Beoordeling van de standpunten

Indien de rechtbank zich beperkt tot wat feitelijk is komen vast te staan, met voorbijgaan aan verdachtes lezing van de toedracht, kan haar conclusie geen andere zijn dan dat, beoordeeld naar hun uiterlijke verschijningsvorm, de gedragingen van verdachte duiden op een vooropgezet plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Nadat hem door [slachtoffer] te verstaan was gegeven dat zij niet verder met hem wilde spreken, heeft verdachte zich met een mes naar de woning van [slachtoffer] begeven en dit mes te eniger tijd tevoorschijn gehaald. Met dit mes - dat uitsluitend in handen van verdachte is geweest - is uiteindelijk de keel van [slachtoffer] doorgesneden met de dood van [slachtoffer] als gevolg. Aan die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het wettig en overtuigend bewijs worden ontleend dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood en dat verdachte

- gegeven de tijdspanne gelegen tussen zijn vertrek van huis en zijn aankomst bij haar woning - de gelegenheid heeft gehad de mogelijke gevolgen van zijn voorgenomen besluit te overzien en zich daar rekenschap van te geven.

Vervolgens moet worden bezien of verdachte aannemelijk heeft kunnen maken dat de toedracht anders is geweest en dat verdachte zich met een andere bedoeling dan [slachtoffer] te doden naar haar woning heeft begeven. Daarin is verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd.

De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de klieving van de keel van [slachtoffer] blijkens de bevindingen van de patholoog-anatoom niet kàn zijn ontstaan op de wijze waarop dat door verdachte is aangegeven. Volgens deze deskundige gaat het om een zeer diepe verwonding aan de keel van circa 15 centimeter breed die het gevolg is geweest van tenminste drie overlangs heen en weer snijdende bewegingen. Voorts heeft [zoon van slachtoffer] verklaard dat [slachtoffer], op het moment dat hij de woning verliet, hem heeft toegeroepen de politie te waarschuwen, waartoe zij blijkens het oordeel van genoemde patholoog-anatoom niet meer in staat kan zijn geweest nadat haar keel was doorgesneden. De verwonding aan de keel moet dus zijn toegebracht nadat [zoon van slachtoffer] zijn pogingen om zijn moeder te ontzetten, had opgegeven en de woning had verlaten. Ook klopt de verklaring van verdachte op dit punt niet met de positie waarin [slachtoffer] niet alleen volgens [zoon van slachtoffer] , maar ook volgens verdachte zelf heeft gelegen toen [zoon van slachtoffer] de woning verliet, te weten met haar hoofd huisinwaarts gericht en haar benen bij de voordeur. Als haar keel toen al was doorgesneden, had het massale bloedverlies daar moeten plaatsvinden en niet op de plaats waar dat feitelijk het geval is geweest: bij de voordeur naast haar hoofd, in de positie waarin zij uiteindelijk is terechtgekomen.

In dit verband verdient tevens opmerking dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard na het vertrek van [zoon van slachtoffer] (en de nieuwe vriend van [slachtoffer]) nog ongeveer een minuut bij [slachtoffer]

te hebben verbleven. Dit strookt met de verklaring van de getuige S.B. [getuige1], die de naastgelegen woning bewoonde. Deze getuige heeft verklaard dat zij naar aanleiding van geroep om hulp de voordeur van haar woning heeft geopend om te kijken wat er aan de hand was. Op een gegeven moment zag zij [zoon van slachtoffer] van uit diens woning over de galerij wegrennen, zag zij hem vallen en weer opstaan en naar het trappenhuis hollen. De getuige is daarna haar woning ingegaan en heeft de voordeur gesloten. Vervolgens is zij naar aanleiding van herhaald gegil eerst aan de achterzijde van haar woning gaan kijken en is toen opnieuw naar de voordeur gelopen en heeft deze geopend en zag op dat moment een man met een mes uit de woning van [slachtoffer] weglopen. Met dit alles moet enige tijd gemoeid zijn geweest. Verdachte heeft de rechtbank niet willen of kunnen verklaren wat hij in de tijdspanne tussen het vertrek van [zoon van slachtoffer] en zijn eigen vertrek in de woning van [slachtoffer] heeft gedaan. Dit bevreemdt de rechtbank, nu verdachte, vlak na het voorval omstreeks 03.05 uur het nummer 112 heeft gebeld met de mededeling dat hij zijn ex de strot had doorgesneden en toen blijkbaar wel iets meer wist.

Ook verdachtes bewering dat hij [slachtoffer] slechts éénmaal heeft gestoken - wat haaks staat op het sectieverslag, waarin melding wordt gemaakt van 14 steekverwondingen - doet naar het oordeel van de rechtbank ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring.

Dat verdachte beweert zich niet alles meer te kunnen herinneren, acht de rechtbank overigens moeilijk te verenigen met de gedetailleerde herinnering die verdachte heeft op andere - hem niet direct belastende - punten. In ieder geval is verdachte niet is staat geweest de rechtbank een op hoofdpunten sluitende lezing van het gebeuren te verschaffen en dat op zich al maakt dat aan

de betrouwbaarheid van hetgeen verdachte overigens heeft verklaard, ernstig moet worden getwijfeld.

De verklaring van verdachte omtrent de aanleiding van het door hem toegepaste geweld, komt de rechtbank ook niet geloofwaardig over. De vasthoudendheid en gruwelijkheid waarmee verdachte de levensberoving heeft voltooid, passen naar haar oordeel meer in de uitvoering van een vooropgezet plan dan in een emotionele opwelling. In het laatste geval zou verdachte naar het de rechtbank wil voorkomen, al na de eerste steek bij zinnen gekomen zijn. De rechtbank ziet er in dit verband niet aan voorbij dat verdachte niet direct tot zijn daad is overgegaan, maar eerst enige tijd met [slachtoffer] heeft gesproken, maar dat kan evengoed worden verklaard vanuit de gedachte dat hij het al dan niet uitvoeren van zijn voornemen afhankelijk heeft gesteld van de bereidheid van [slachtoffer] alsnog met hem verder te gaan.

Ten slotte is de bewering van verdachte dat hij van plan was zichzelf voor de ogen van [slachtoffer] van het leven te beroven de rechtbank niet geloofwaardig overgekomen. Weliswaar blijkt er

op momenten sprake geweest te zijn van suïcidale gedachten bij verdachte, maar dat dergelijke gedachten de boventoon voerden toen verdachte zich met een mes naar de woning van [slachtoffer] begaf, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Desgevraagd heeft verdachte zelfs ter terechtzitting geen duidelijke voorstelling kunnen geven op welke manier hij dacht met het mes de hand aan zichzelf te slaan. Dat verdraagt zich bezwaarlijk met een serieus voornemen zichzelf van het leven te beroven. Daar komt bij dat verdachte blijkens de verklaringen van B.B. [getuige2] en D.A. [getuige3] er op heeft gezinspeeld [slachtoffer] iets aan te doen. [getuige2] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gezegd dat hij de neiging had [slachtoffer] wat aan te doen, zoals met een hamer haar hoofd inslaan. [getuige3] heeft verklaard van [slachtoffer] te hebben vernomen dat deze door een goede vriend van verdachte was gewaarschuwd dat verdachte tot alles in staat was en dat hij [slachtoffer] de keel zou doorsnijden.

Conclusie

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank voorbij aan de door verdachte geschetste toedracht en beoordeelt zij hetgeen feitelijk is komen vast te staan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gedood.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij op 16 april 2008 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachten

rade E. [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, hierin

bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, in de hals/keel heeft gestoken en (vervolgens) in de hals/keel heeft gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:

‘Moord’

4b. De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage. Derhalve is de verdachte strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 25 september 2008; en

• een pro justitia triplerapportage, gedateerd 12 september 2008; en

• een verslag van een voorgeleidingconsult bij het Nederlands Instituut voor Forensische en Psychiatrie en Psychologie Arnhem d.d. 21 april 2008; en

• een korte screening door de Forensisch Psychiatrische Dienst d.d. 18 april 2008; betreffende verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte heeft, nadat hem duidelijk was geworden dat de relatie tussen hem en haar definitief voorbij was, het plan opgevat zijn ex-echtgenote te vermoorden. In het bijzijn van haar zoon heeft verdachte op het slachtoffer ingestoken en nadat de zoon - die tevergeefs heeft getracht zijn moeder te ontzetten - de woning had verlaten, heeft verdachte zijn voornemen volvoerd door het slachtoffer de keel door te snijden. Haar doodstrijd moet intens zijn geweest. Verdachte heeft de nabestaanden groot en onherstelbaar leed berokkend. De zoon van het slachtoffer moet verder met de wetenschap en het besef dat zijn moeder - bij wie hij nog inwoonde - in hun eigen woning op gruwelijke wijze is omgebracht. Uit de door een dochter van het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring blijkt hoe groot haar verdriet nog altijd is en dat zij de gedachte onverdraaglijk vindt dat het leven van haar moeder op deze wijze is geëindigd door toedoen van haar stiefvader van wie ze zoiets nooit had verwacht. Zij weet niet meer wie ze nog kan vertrouwen en lijdt onder het besef dat zij haar moeder nooit meer zal zien.

Ook uit een tweetal schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt van veel pijn en verdriet bij de nabestaanden.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank in de eerste rekening gehouden met de ernst van het misdrijf en met de straffen die daarvoor hier te lande plegen te worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met de conclusie van de hiervoor genoemde pro justitia rapportage, die zij overneemt, en waaruit blijkt dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.

Met name de gruwelijke wijze waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht en de huiveringwekkende beelden die daardoor zijn opgeroepen, maken dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden volstaan met de door de officier geëiste straf. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen, van na te noemen duur.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

Een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaar

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.

Aldus gewezen door:

mr. J.H.M. Westenbroek, rechter als voorzitter,

mr. E.A.A.M. Pfeil, rechter,

mr. J.A.P. Bakker, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature