Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ongeoorloofde verkapte bindingseisen in strijd met HR 14-04-2006, NJ 2006/445. Grens tussen aanvaardbare en onaanvaardbare inbreuk op het recht van vrije vestiging.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 168307 / KG ZA 07-807

Vonnis in kort geding van 18 januari 2008

in de zaak van

[Eisers 1 t/m 19]

allen wonende te Uden,

eisers,

procureur mr. F.C.J.J. Jessen,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE UDEN,

zetelend te Uden,

gedaagde,

procureur mr. J. Lenglet,

advocaat mr. A.J. Coppelmans te Tilburg,

en:

[Voegenden 1 t/m 14]

allen wonende te Uden,

gevoegde partijen aan de zijde van de gemeente Uden, procureur mr. J.E. Lenglet.

Eisers zullen hierna “[Eisers 1 t/m 19]” worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk met onderscheidenlijk “de Gemeente” en “[Voegenden 1 t/m 14]” worden aangeduid.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de incidentele conclusie tot voeging van [Voegenden 1 t/m 14]

- de mondelinge behandeling, waarbij de voeging van [Voegenden 1 t/m 14] werd toegestaan

- de pleitnota van [Eisers 1 t/m 19]

- de pleitnota van de Gemeente

- de pleitnota van [Voegenden 1 t/m 14]

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. De Gemeente is voornemens 28 bouwkavels in het bestemmingsplan Hoenderbos III te Uden te verkopen ten behoeve van particuliere woningbouw. Twintig van deze bouwkavels zijn bestemd voor vrijstaande woningen; voor deze 20 kavels hebben zich in totaal 105 inschrijvers aangediend. Zowel [Eisers 1 t/m 19] als [Voegenden 1 t/m 14] hebben zich ingeschreven voor deze 20 kavels.

NB: De toewijzing van de 8 andere kavels, bestemd voor twee-onder-een-kap-woningen, waarvoor [Eisers 1 t/m 19] en [Voegenden 1 t/m 14] geen belangstelling hebben, bleek ter zitting in dit geding niet aan de orde te zijn.

Het gaat hier om kavels waarop woningen zullen worden gebouwd met een eindwaarde (grond en opstal) in de ordegrootte van omstreeks € 400.000 tot € 700.000 en mitsdien ver boven de prijsgrenzen van de Huisvestingswet.

2.2. De Gemeente heeft de uitgifte van de betreffende kavels voorzien middels een loting waarvoor iedereen zich kan inschrijven. Voor toewijzing van de betreffende kavels hanteert de Gemeente een puntensysteem zoals geformuleerd in het “Puntenstelsel voor een particuliere bouwkavel in Uden” ([Eisers 1 t/m 19], prod. 1). Dit puntensysteem werkt als volgt:

I. Aan inschrijvers worden punten toegekend als volgt:

a. Ingezetenen van de gemeente Uden krijgen 3 punten.

b. Oud-ingezetenen, economisch en sociaal gebondenen aan de gemeente Uden krijgen 2 punten. Cumulatie is hierbij uitgesloten.

c. Ingezetenen die een sociale huurwoning of een koopwoning met een maximale WOZ-waarde van € 240.000,00 k.k. vrijmaken in de gemeente Uden, krijgen 1 punt.

II. De inschrijvers worden op basis van deze puntentoekenning ingedeeld in 4 groepen:

Groep 1 bestaat uit ingezetenen van de gemeente Uden, die aldaar een sociale huurwoning dan wel een koopwoning met een maximale WOZ-waarde van € 240.000,00 achterlaten, de inschrijvers met 4 punten (puntencategorie a + c).

Groep 2 bestaat uit ingezetenen van de gemeente Uden die geen huur- of koopwoning als voornoemd achterlaten, de inschrijvers met 3 punten (puntencategorie a).

Groep 3 bestaat uit aan de gemeente Uden sociaal en/ of economisch gebondenen, de inschrijvers met 2 punten (puntencategorie b).

Groep 4 bestaat uit inschrijvers die noch ingezetenen zijn van de gemeente Uden noch sociaal en/ of economisch aan de gemeente Uden gebonden zijn, de inschrijvers zonder punten.

Vervolgens wordt er geloot. In de eerste plaats wordt er geloot uit groep 1. Degene wiens nummer wordt ingeloot dient terstond een keuze te maken uit de nog beschikbare kavels en deze keuze aan de notaris kenbaar te maken. Blijven er nog kavels over, dan wordt geloot uit groep 2, daarna uit groep 3 en ten slotte uit groep 4. Degenen die geen kavel inloten worden op de reservelijst geplaatst.

2.3. In casu bevinden zich 16 inschrijvers, waaronder de voegende partijen [Voegenden 1 t/m 14], in groep 1. Zij zijn derhalve praktisch verzekerd van een kavel. Voor de overige inschrijvers, waaronder [Eisers 1 t/m 19] blijven er dan nog maar vier kavels over.

3. Het geschil

3.1. [Eisers 1 t/m 19] vorderen in dit geding –kort weergegeven–, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. de Gemeente te bevelen de loting met betrekking tot de uitgifte van de 28 bouwkavels zodanig in te richten dat alle deelnemers aan de loting gelijke kansen hebben, derhalve zonder toepassing van het puntensysteem en zonder toepassing van enige andere verboden (bindings)eisen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150.000,00;

2. de Gemeente te veroordelen in de kosten van dit geding.

[Eisers 1 t/m 19] leggen hieraan ten grondslag:

3.1.1. Met dit lotingssysteem handelt de Gemeente onrechtmatig jegens [Eisers 1 t/m 19] omdat het door de Gemeente gehanteerde puntensysteem in strijd is met de Huisvestingswet. Naar de Hoge Raad oordeelde (arrest van 14 april 2006, NJ 2006/445, Doetinchem/Rietbergen), is overheidsbemoeienis met de verdeling van woonruimte boven de in de Huisvestingswet bepaalde prijsgrenzen uitgesloten, indien deze inhoudt dat de vrijheid van vestiging ongerechtvaardigd wordt beperkt door het stellen van eisen met betrekking tot economische en andere maatschappelijke bindingen aan woningzoekenden.

3.1.2. Bijgevolg hebben [Eisers 1 t/m 19], die zich in groep 2 bevinden omdat zij geen sociale huurwoning of een koopwoning met een maximale WOZ-waarde van € 240.000,00 k.k. vrijmaken, een aanzienlijk kleinere kans op toewijzing van een perceel dan de deelnemers uit groep 1. Degenen die uiteindelijk niet worden ingeloot, zullen hierdoor schade lijden.

3.2. De Gemeente c.s. hebben ten verwere –zakelijk weergegeven– het navolgende naar voren gebracht.

i. De keuze voor dit lotingssysteem is door de Gemeente weloverwogen gemaakt om de doorstroming in de gemeente te bevorderen. Een dergelijke keuze is geboden, gelet op de volkshuisvestelijke belangen die de Gemeente dient te behartigen en omdat zich maar liefst 105 inschrijvers aandienden. Het door de gemeente gehanteerde puntensysteem is niet in strijd met het recht. In het onderhavige geval wordt immers geen beperking aangebracht in de kring van personen die worden toegelaten tot de te realiseren woonruimte. De vrijheid van vestiging wordt derhalve niet beperkt. In casu worden immers geen bindingseisen gesteld maar bij toewijzing wordt slechts voorrang gegeven aan ingezetenen van de gemeente Uden en inschrijvers met een sociale en/ of economische binding en aan hen die in de gemeente een goedkopere woning vrijmaken.

ii. De vordering, strekkende tot veroordeling van de Gemeente om de loting toe te passen zonder het puntensysteem kan hoe dan ook niet worden toegewezen aangezien de inschrijvers hebben vertrouwd op de correcte en rechtmatige toepassing van het puntensysteem en daarnaar hebben gehandeld.

iii. Indien wordt geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens [Eisers 1 t/m 19] dan moeten de vorderingen op grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen worden afgewezen.

iv. Bij toewijzing van de vordering ontstaat een onomkeerbare situatie.

v. Bij volledig vrije inschrijving worden de kansen van [Eisers 1 t/m 19] op inloting niet groter.

3.3. Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Het door de Gemeente gehanteerde puntensysteem creëert drie groepen die bestaan uit ingezetenen en sociaal of economisch gebondenen en één restgroep anderen. Anders gezegd: deze bindingseisen bepalen de voorrang op een wijze die er in de praktijk op neerkomt dat slechts ingezetenen en sociaal of economisch gebondenen voor een kavel in aanmerking kunnen komen. Een dergelijk voorrangsysteem is in strijd met de Huisvestingswet die het stellen van bindingseisen verbiedt.

4.2. Het argument van de Gemeente dat het lotingssysteem geen bindingseisen stelt omdat het voor iedereen toegankelijk is en slechts een voorrangsregeling in het leven roept, faalt. Gegeven het voorzienbare en ook daadwerkelijk plaatsgevonden hebbende effect dat slechts diegenen die aan de gestelde bindingseisen voldoen, enige reële kans op toewijzing maken, berust dit argument op een doorzichtig weinig loyale uitleg van ’s Hogen Raads arrest “Doetinchem/Rietbergen” teneinde zo mogelijk aan de consequenties daarvan te ontkomen.

4.3. Het argument van de Gemeente dat het lotingssysteem ook de doorstroming beoogt te bevorderen, vergt diepgaander onderzoek.

4.3.1. De Huisvestingswet houdt blijkens de wetsgeschiedenis uitdrukkelijk geen regeling in van de doorstromingsproblematiek (Kamerstukken II, 1987/1988, 20 520, nr 3, MvT, p 17-18). Andere landelijke wetgeving die de doorstroming reguleert, bestaat niet. Dat betekent dat de Gemeente bevoegd is om ten dienste van de aan haar toevertrouwde volkshuisvestelijke belangen een eigen doorstromingsbeleid te formuleren.

4.3.2. Dat betekent echter niet als vanzelf dat de Gemeente, zoals zij lijkt te willen betogen, bij de uitgifte van bouwkavels voorwaarden kan stellen teneinde de doorstroming binnen de Gemeente te bevorderen, óók als die voorwaarden feitelijk en praktisch neerkomen op een beperking van het recht op vrije vestiging. Wel kan uit ’s Hogen Raads overweging:

“…dat de onderhavige anti-speculatiebedingen niet een onaanvaardbare beperking aanbrengen in de kring van personen die worden toegelaten tot woonruimte boven de koopprijsgrens en dus niet op ontoelaatbare wijze ingrijpen in het recht op vrije vestiging.” (r.o. 3.9.2 van het arrest)

worden afgeleid dat aan gemeenten enige ruimte kan worden gelaten om een doorstromingsbeleid te implementeren middels onder andere het stellen van voorwaarden bij kaveluitgifte, ook als die in beperkte mate het recht op vrije vestiging beperken, zolang die beperking maar aanvaardbaar is. Eerste vereiste is dan wel dat die voorwaarden geacht moeten kunnen worden die doorstroming in de praktijk daadwerkelijk te zullen bevorderen.

4.4. Een bijzonder aspect in deze zaak is dat alle inschrijvers-partijen in deze zaak ([Eisers 1 t/m 19] zowel als [Voegenden 1 t/m 14]) reeds ingezetenen van de Gemeente zijn. De in de puntencategorieën a en b gestelde zuivere, en mitsdien verboden bindingseisen treffen hun niet. Dan hebben zij (anders dan in geval gegadigden van buiten hadden ingeschreven en in dit geding waren opgekomen) geen belang om er over te klagen dat de Gemeente die bindingseisen sub a. en b. stelt. Dit burgerrechtelijk geding is niet de plaats om een algemeen oordeel te geven over de lotingsregeling, nu de daaraan in abstracto klevende gebreken met betrekking tot de bindingspunten sub a. en b. de eisers [Eisers 1 t/m 19] in concreto niet benadelen ten opzichte van de gevoegde partijen [Voegenden 1 t/m 14].

4.5. Het gaat in dit geding mitsdien slechts om de toelaatbaarheid van de puntencategorie c. (ingezetenen die een sociale huurwoning of een goedkope koopwoning in de gemeente Uden vrijmaken) waaraan de gevoegde partijen [Voegenden 1 t/m 14] wèl voldoen en eisers [Eisers 1 t/m 19] niet, waardoor [Voegenden 1 t/m 14] een lotingsvoordeel verkrijgen. Daaromtrent wordt overwogen:

4.5.1. Vooropgesteld moet worden dat de onderwerpelijke kavels met de daarop te bouwen woningen (vgl. Doetinhcem/Rietbergen, r.o. 3.10) de in de Huisvestingswet bepaalde prijsgrenzen wel zeer ver overschrijden. Gelet op de bepalingen en strekking van de Huisvestingswet moet aangenomen worden dat naarmate woningen verder boven de in die wet bepaalde prijsgrenzen liggen, het recht op vrije vestiging sterker tot uitdrukking behoort te komen en inbreuken daarop slechts dan aanvaardbaar zijn, indien de doorstroming daadwerkelijk in relevante mate wordt bevorderd. Naarmate de prijzen verder boven genoemde prijsgrenzen liggen behoort zulks overheden tot grotere terughoudendheid te nopen om voorwaarden te stellen die in de praktijk en in concreto het recht op vrije vestiging aanmerkelijk beperken en moeten die voorwaarden meer en zeer effectief zijn om doorstroming te bevorderen. Anders gezegd: bedoelde beperking moet proportioneel zijn ten opzichte van het daadwerkelijk te verwachten doorstromingseffect.

4.5.2. Twijfel kan reeds rijzen of het door de Gemeente beleden doorstromingsdoel hoofddoel van de regeling is, waar zij zelf al aan de meer op doorstroming gerichte categorie (puntencategorie c) slechts één punt toekent. Daar gaat het de Gemeente dus kennelijk minder om dan om de bindingseisen van de hoger gewaardeerde categorieën a en b met drie en twee punten. Maar deze twijfel kan in dit geding (gezien overweging 4.4 hiervóór) niet de doorslag geven.

4.5.3. Wel mag de effectiviteit van de overblijvende mogelijke doorstromingscategorie c. tegen deze achtergrond van twijfel bijzonderlijk kritisch beschouwd worden. Die categorie bestaat in feite uit twee subcategorieën: (c1) zij die een sociale huurwoning vrijmaken en (c2) zij die een koopwoning van minder dan € 240.000 vrijmaken.

4.5.4. Over subcategorie (c1) die een sociale huurwoning vrijmaakt, kan de rechter kort zijn: die bevordert evident de doorstroming, terwijl die subcategorie, zoals de Gemeente zelf al deed betogen, naar zijn aard klein is: weinig bewoners van een sociale huurwoning woning zullen financieel in staat geworden zijn om een woning van rond de € 500.000 te bekostigen. De invloed van deze kleine categorie op de kansen van anderen leidt niet tot een onaanvaardbare beperking van het recht op vrije vestiging. De Gemeente kan derhalve aan deze categorie voorrang geven bij de loting op de wijze zoals zij had beoogd.

4.5.5. Met betrekking tot subcategorie (c2) die een woning < € 240.000 vrijmaakt, vallen twee opmerkingen te maken:

i. De grens van € 240.000 ligt ruim 50% boven de prijsgrens voor koopwoningen in de Huisvestingswet van € 158.850. Dat levert een bevoordeling op aan gegadigden in een categorie die betrekkelijk ver boven de prijsgrens van de Huurprijzenwet vallen en een dienovereenkomstig grotere beperking van het recht op vrije vestiging.

ii. De regeling houdt geen enkele garantie in dat de eigenaren in deze subcategorie hun vrijkomende woning inderdaad zullen verkopen aan een doorstromer en niet aan een koper van buitenaf. Daardoor is de effectiviteit van deze inbreuk op het recht van vrije vestiging moeilijk in te schatten en twijfelachtig.

De afweging van de onder i. geconstateerde ruime inbreuk versus de onder ii. geconstateerde twijfelachtige effectiviteit leidt voorshands tot de conclusie dat de door deze eis veroorzaakte beperking van het recht op vrije vestiging disproportioneel groot is ten opzichte van de twijfelachtige effectiviteit ervan voor de doorstroming.

4.5.6. De slotsom is dat de regeling de facto wel bindingseisen stelt (men moet immers een woning in de Gemeente vrijmaken) en daarmee de vrije vestiging beperkt zonder de doorstroming op adequate wijze te verzekeren. In aanmerking nemende al hetgeen hiervoor in alinea’s 4.5.1 t/m 4.5.5 werd overwogen komt de rechter tot de slotsom dat voorshands moet worden aangenomen dat ook het hanteren van de puntencategorie c. in strijd is met het recht van de burger, bijzonderlijk eisers [Eisers 1 t/m 19], om zich vrij te vestigen. Hun rechten en belangen in dat verband worden op grond van een twijfelachtig doorstromingseffect en derhalve in strijd met het gelijkheidsbeginsel achtergesteld bij die van [Voegenden 1 t/m 14] en dat is onrechtmatig. Het gevorderde verbod om de loting in de door de Gemeente beoogde vorm doorgang te laten vinden, is op deze gronden toewijsbaar.

4.6. Zwaarwegende maatschappelijke belangen die zouden maken dat eisers de door de Gemeente voorgestane loting moeten dulden, vermag de rechter niet te onderkennen. Die belangen zijn afgewogen in de Huisvestingswet en in de uitleg daarvan door de Hoge Raad.

4.7. Daaraan doet niet af dat de Gemeente bij [Voegenden 1 t/m 14] wellicht verwachtingen heeft gewekt omtrent hun kansen. Ook zij moeten begrijpen dat verwachtingen die berusten op een onjuiste uitleg van wet en recht en op regels en voorwaarden die op gespannen voet daarmee staan, in rechte kunnen worden teruggedraaid.

4.8. Ook het verweer van de Gemeente dat bij andersluidende voorwaarden slechts de financieel sterkere gegadigden zich de aanschaf van de duurdere kavels kunnen permitteren, faalt. Dat is nu eenmaal inherent aan het aanbieden van kavels ten behoeve van woningen met een aanzienlijke waarde van omstreeks € 500.000. In dat segment van de woningmarkt prevaleert hier te lande de marktwerking, waarbinnen het niet ongepast is dat meer draagkrachtigen zich eerder dergelijke duurdere kavels kunnen permitteren.

4.9. Het is in beginsel niet aan de rechter om op de stoel van het openbaar bestuur te gaan zitten en het een wijze van loting voor te schrijven die wellicht wèl de toets aan de wet kan doorstaan.

Wel moet opgemerkt worden dat dergelijke regelingen eenvoudig denkbaar zijn, zoals:

(1) verkoop van kavels aan de hoogste inschrijvers en de bij 105 inschrijvers voor 20 kavels te verwachten extra opbrengsten besteden aan het met andere middelen bevorderen van de doorstroming in de volkshuisvesting (bij voorbeeld lagere grondprijzen voor onmiskenbare doorstromers);

(2) slechts die inschrijvers voorrang te geven die hetzij een sociale huurwoning vrijmaken, hetzij zich verbinden hun eigen woning slechts te verkopen aan (a) een koper die een sociale huurwoning vrijmaakt, of (b) aan een koper die een andere, nader te definiëren doorstromer is (die bijvoorbeeld zelf weer een huur- of relevant goedkopere eigen woning vrijmaakt) of (c) aan de gemeente tegen taxatiewaarde, waarna de gemeente vrij is te verkopen aan iemand die een sociale huurwoning vrijmaakt.

Maar dit zijn slechts voorbeelden; het is aan de Gemeente om bij uitgifte van kavels op creatieve wijze en na afweging van de voor- en nadelen van dergelijke en andere denkbare regelingen voorwaarden te stellen die de doorstroming effectief kunnen bevorderen.

4.10. Niettemin acht de rechter het geraden om een vingerwijzing te geven, opdat de Gemeente desverlangd op zeer korte termijn tot toewijzing van de 20 kavels onder de 105 inschrijvers en tot verdere uitvoering van het plan Hoenderbos III kan komen.

4.10.1. Daarbij kunnen in dit geval belangstellenden van elders, die niet hebben ingeschreven, buiten beschouwing blijven. Als die er al zouden zijn geweest, dan hadden die moeten inschrijven en vervolgens, net zoals eisers [Eisers 1 t/m 19] deden, de gang van zaken in dit of een parallel kort geding moeten aanvechten. Hen nu nog toelaten tot het debat over de geoorloofdheid van de punten- en lotingsregeling, kan tot een voor alle belanghebbenden onaanvaardbare vertraging leiden. Bij dit oordeel sluit de rechter aan bij wat daaromtrent geldt in het aanbestedingsrecht, dat ziet op gunning van werken en dat op vele punten gelijkenis vertoont met de hier aan de orde zijnde gunning van kavels. Daar geldt het adagium “wie niet inschrijft heeft geen rechten”.

4.10.2. De rechter acht in ieder geval aanvaardbaar (in de zin van het meergeciteerde arrest van de Hoge Raad) een lotingsregeling waarbij een eerste en enige voorkeursgroep bestaat uit:

(1) zij die een sociale huurwoning vrijmaken (cfm. overweging 4.5.4 hiervóór) en/of (2) zij die zich verbinden hun eigen woning slechts te verkopen aan een koper die een sociale huurwoning vrijmaakt en/of (3) zij die een eigen woning vrijmaken met een WOZ waarde van ten hoogste 25% boven de grens van de Huisvestingswet, afgerond € 200.000;

dat wil zeggen één, twee of alle drie deze dergelijke doorstromingscategoriën.

De voorwaarde (2) bevordert immers effectief en op gelijke wijze als die onder (1) de doorstroming terwijl het prijsdrukkend effect daarvan zich terugverdient doordat niet gekozen wordt voor een regeling met gunning aan de hoogste inschrijver, die in een zuivere en waarschijnlijk hogere marktwaarde zou resulteren. De voorwaarde (3) beperkt het aantal bevoordeelden in de voorkeurssubgroep in relevante mate en beperkt daarmee ook het negatieve effect van de regeling op het recht van vrije vestiging, terwijl juist de categorie woningen met een waarde tot 25% boven de prijsgrens in de Huisvestingswet het meest aantrekkelijk is voor hen die vanuit de sociale sector willen doorstromen. Effectieve doorstroming ligt voor die categorie tot € 200.000 meer verregaand in de rede dan voor die van € 200.000 tot € 240.000.

Een loting met één enkele dergelijke voorkeursgroep, waarvan een effectief en proportioneel doorstromingseffect kan worden verwacht, zou op zeer korte termijn tot uitgifte van de kavels kunnen worden gekomen.

4.10.3. Maar deze vingerwijzing laat onverlet de vrijheid van de Gemeente om een loting op andere wijze, mits in overeenstemming met wet en recht, in te richten of, in afwachting van nader beraad, uit te stellen. Van een onomkeerbare beslissing is dan ook geen sprake, dit nog daargelaten dat de aard van een kort geding zich daartegen niet principiëel verzet doch hoogstens tot terughoudendheid noopt.

4.11. [Eisers 1 t/m 19] zullen het, naast het uit te spreken verbod, met deze vingerwijzing in de overwegingen van dit vonnis moeten doen. Een bevel met betrekking tot de inrichting van een nog te houden loting zou de beleidsvrijheid van de Gemeente onaanvaardbaar beperken, terwijl een bevel om een toekomstige loting aan wettelijke eisen te laten beantwoorden te vaag is en niets wezenlijks toevoegt. De rechter zal aldus verstaan, zulks mede ter versterking van de rechtspositie van de Gemeente tegenover derden.

4.12. Op grond van het voorgaande moeten de vorderingen van [Eisers 1 t/m 19] worden toegewezen als na te melden. Omdat van de Gemeente verwacht mag worden dat zij rechterlijke beslissingen nakomt, is voor het opleggen van een dwangsom geen grond. De Gemeente en de voegende partij moeten als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen in de kosten worden veroordeeld. De bijdrage van de voegende partijen aan de kosten van eisers is te verwaarlozen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. verbiedt de Gemeente de aanvankelijk voor 12 december 2007 voorziene loting met betrekking tot de uitgifte van twintig bouwkavels bestemd voor de bouw van vrijstaande woningen in het plan Hoenderbos III te doen plaatsvinden volgens het in dit vonnis onder 2.2 beschreven punten- en groepensysteem;

5.2. verstaat dat de Gemeente een eventuele nieuwe loting zodanig zal doen plaatsvinden dat een daaruit voortvloeiende beperking van het recht van burgers op vrije vestiging en gelijke behandeling niet verder gaat dan noodzakelijk is voor een daadwerkelijk effectieve bevordering van doorstroming en daardoor aanvaardbaar wordt;

5.3. veroordeelt Gemeente Uden in de proceskosten van het hoofdgeding aan de zijde van [Eisers 1 t/m 19] tot op heden begroot op € 1.525,31 waarvan € 325,31 verschotten en € 1.200 salaris;

5.4. veroordeelt [Voegenden 1 t/m 14] in de proceskosten aan de zijde van [Eisers 1 t/m 19] die zijn veroorzaakt door het incident tot voeging en door de voeging zelf, tot op heden begroot op nihil;

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature