Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Incassobureau incasseert vorderingen met gebruikmaking van geweld, bedreiging met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Uitspraak



RECHTBANK ROERMOND

Parketnummer : 04/610121-05

Uitspraak d.d. : 29 mei 2006

TEGENSPRAAK

VONNIS

van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:

naam : [verdachte]

voornamen : [voornamen]

geboren op : [geboortedatum en -plaats]

adres : [adres]

plaats : [woonplaats]

thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 Roermond.

1. Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2006 en 15 mei 2006.

2. De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:

1.

hij op of omstreeks 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 1250,-, in elk geval van een hoeveelheid geld , geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit

het met geweld vastpakken en/of door elkaar schudden van genoemde [slachtoffer 1] en/of

het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en/of

het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of

het dreigend duwen van een pistool, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] en/of

het met geweld naar beneden duwen van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of

daarbij tegen die [slachtoffer 1] roepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [verdachte]" en/of

het dreigend tegen die [slachtoffer 1] roepen "Mond open. Doe je bek open" en/of

(vervolgens) dreigend in de mond van die [slachtoffer 1] duwen of brengen van een pistool of revolver, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of daarbij dreigend roepen: "Wij zijn tot veel in staat. We krijgen dat geld of ik trek hem nu meteen af. Je zult godverdomme met geld komen" en/of

"als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of

het (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Met [verdachte], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of

het dreigend tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;

(art. 317 van het Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, bestaande uit

het in de woning duwen van die [slachtoffer 2] en/of

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij moest gaan zitten en/of

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en/of

het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en hem (verdachte) belogen had en/of

het naar buiten duwen van die [slachtoffer 2] en/of

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en/of

het met geweld vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of

het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en/of

het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [verdachte] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of

het tegen zijn wil in een auto doen plaatsnemen van die [slachtoffer 1] en/of

het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of

het tegen haar wil in een auto duwen van die [slachtoffer 2] en/of

het duwen of brengen van een pistool, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] en/of

het duwen of houden van een pistool of revolver, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 2] en/of

het aan de haren trekken van die [slachtoffer 2] en/of

het met geweld duwen van een elleboog tegen de mond en/of kin van die [slachtoffer 2]

en/of

het tegen de wil van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem ([slachtoffer 1]) laten rijden naar of in de buurt van de Rabobank te Haelen en/of (na het pinnen bij die bank) naar een zandweg (genaamd Terbetenweg) en/of

het met geweld vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of daarbij zeggen: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking;

(artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht )

3.

hij in of omstreeks de periode van 02 december 2005 tot en met 15 december 2005 te Nunhem, althans in de gemeente Haelen, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van Euro 281.000,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,

- onder de omstandigheid dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op of omstreeks 01 december 2005

die [slachtoffer 2] in haar woning had geduwd en/of

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij moest gaan zitten en/of

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1]] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en/of

aan die [slachtoffer 2] een brief had getoond waarop Euro 281.000,-, in elk geval een geldbedrag, geschreven stond en/of

dreigend tegen die [slachtoffer 2] had gezegd haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en/of

die [slachtoffer 2] naar buiten had geduwd en/of

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en/of

die [slachtoffer 1] met geweld had vastgepakt en/of door elkaar had geschud en/of

die [slachtoffer 1] met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) had getrokken en/of

tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je weet waarvoor we komen. [verdachte] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of

een vuurwapen (pistool), in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] had geduwd en/of

met geweld het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden had geduwd en/of

daarbij tegen die [slachtoffer 1] had geroepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [verdachte]" en/of

aan die [slachtoffer 1] een brief had getoond waarop het bedrag van Euro 281.000,- stond en daarbij had gezegd dat zij optraden in opdracht van [verdachte] en/of

dreigend tegen die [slachtoffer 1] had geroepen "Mond open. Doe je bek open" en/of

vervolgens dreigend een vuurwapen (pistool of revolver), in elk geval van een

op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [slachtoffer 1] had geduwd of gebracht en/of daarbij dreigend had geroepen: "Wij zijn tot veel in staat. We krijgen dat geld of ik trek hem nu meteen af. Je zult godverdomme met geld komen" en/of "als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking,

en/of

(onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Met [verdachte], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of

dreigend tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en/of

die [slachtoffer 2] met geweld had vastgepakt en/of vastgehouden en/of

(daarbij) dreigend had gezegd: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaald komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, -

dreigend voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal, telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] om deze/die -zakelijk weergegeven- te bewegen eerdergenoemd geldbedrag te betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 317 jo 45 van het Wetboek van strafrecht )

Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3. De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot feit 1 nietig dient te worden verklaard, nu het onderhavige gebeurtenis ging om het verhalen van een geldbedrag van € 281.000,00, waarvan een gedeelte groot € 1.250,00 door het slachtoffer is betaald als een soort aanbetaling. Naar het oordeel van de raadsman gaan de feitelijkheden van feit 1 dan ook op in de feitelijkheden van feit 3.

De rechtbank verwerpt dit verweer.

Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat het voor verdachte voldoende duidelijk was op welke feiten de officier van justitie het oog had met haar tenlastelegging.

Naar het oordeel van de rechtbank staat het de officier van justitie in casu vrij om een voltooide afpersing op 1 december 2005 ten laste te leggen en een poging tot afpersing in de periode van 2 december 2005 tot en met 15 december 2005, te meer daar de handelingen deels in tijd verschillen.

De omstandigheid dat het opzet van verdachte enkel gericht was op de inning van het totaalbedrag van € 281.000,00 maakt dat niet anders.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding ook overigens aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

4. De bevoegdheid van de rechtbank

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.

6. Schorsing der vervolging

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

7. Bewezenverklaring

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 mei 2006 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

De vindplaatsvermeldingen voor wat betreft de tenlastegelegde feiten, voorkomend in de hieronder opgenomen motiveringen van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door L.P.A. Cuijpers en H.M.C. Salemans, beiden brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2340/05-007075, gedateerd 17 februari 2006 en de daarbij behorende bijlagen.

De raadsman voert aan dat van strafbare betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten in de vorm van medeplegen niets blijkt uit de stukken.

Verdachte had uit een eerdere zakenrelatie met [slachtoffer 1] een vordering, waar [slachtoffer 1] onderuit probeerde te komen. Voor het innen van de vordering had verdachte het incassobureau Rivi ingeschakeld. De medewerkers van Rivi hebben zich tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gewend. Uit de verklaringen van de medewerkers van het incassobureau is niet af te leiden dat de medewerkers van het incassobureau geweld hebben gebruikt of daarmee hebben gedreigd. Dit wordt voorts nog ondersteund door de tap-gesprekken, waarin geen enkele wanklank te bespeuren valt. De verdediging is van mening dat [slachtoffer 1] op dat moment zijn kans schoon zag om verdachte fors te belasten teneinde zodoende onder de vordering uit te komen.

Zo er al geweld zou zijn gebruikt is de opzet van verdachte bij het inschakelen van het incassobureau daar niet op gericht geweest.

De raadsman pleit dan ook dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

De rechtbank verwerpt de verweren.

Verdachte heeft verklaard dat hij van mening is dat hij nog geld tegoed heeft van [slachtoffer 1]. Deze vordering zou deels gebaseerd zijn op winsten die [slachtoffer 1] genoten heeft uit de export naar Mali van door verdachte gestolen auto’s en deels op de waarde van door de politie inbeslaggenomen goederen, welke toebehoorden aan verdachte, en voor welke inbeslagname verdachte [slachtoffer 1] verantwoordelijk hield. Zowel verdachte als [slachtoffer 1] zijn in die strafzaak onherroepelijk veroordeeld; zij het dat [slachtoffer 1] stelt dat hij verdachte dientengevolge niets meer verschuldigd is.

Verdachte heeft verklaard dat hij het na een aantal vruchteloos gebleven incassopogingen zat was, te meer daar hij inmiddels was veroordeeld tot terugbetaling van een groot bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, welk voordeel niet hijzelf genoten had, maar juist [slachtoffer 1]. Via via is verdachte vervolgens in contact gekomen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die incassobureau Rivi exploiteerden. Over hen verklaart verdachte (aanvullend proces-verbaal d.d. 11 mei 2006) dat hij – toen hij hen zag – dacht “die moet ik hebben.” “Ze hadden een groot postuur en ik dacht dat die wel indruk zouden maken op [slachtoffer 1]. Ik dacht dat [slachtoffer 1] dan wel zou denken dat het serieus zou zijn en dat hij zou gaan betalen”. Voorts verklaart verdachte dat tijdens de voorbespreking ook al ter sprake was gekomen dat beelden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op televisie waren geweest bij de uitzending van Peter R. de Vries. Voorts is toen afgesproken dat Rivi voor hun werkzaamheden 50 % van het geïnde bedrag zouden krijgen.

Daarbij komt dat uit het dossier blijkt dat op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het donker op een afgelegen zandweg in gesprek zijn met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], [verdachte] zich bij het gezelschap voegt en zich dreigend opstelt jegens de slachtoffers door [slachtoffer 2] vast te pakken en door elkaar te schudden en dreigt nog engere sujetten op hen af te sturen (“Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere”).

Uit deze gang van zaken, kort samengevat de eerdere vruchteloos gebleven incassopogingen, het op zoek gaan naar personen met een intimiderend postuur, op de hoogte zijnd van de uitzending van Peter R. de Vries, waarin te zien was dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] er niet voor terugdeinsden om daadwerkelijk geweld toe te passen, het zeer ongebruikelijk hoge incassotarief van 50 % én de omstandigheid dat zo gauw verdachte ter plaatse komt hij zelf ook geweld toepast en gaat dreigen, leidt de rechtbank af dat de opzet van verdachte niet alleen gericht was op inning van zijn vermeende vordering maar ook op het zo nodig toepassen van geweld dan wel het dreigen daarmee.

Voor zover het opzet van verdachte gelet op voorgaande niet reeds op voorhand was gericht op ook de wederrechtelijke vrijheidsberoving is de rechtbank van oordeel dat uit de gedragingen van verdachte - in elk geval vanaf het moment dat hij bij het gezelschap arriveert - een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten volgt die mede gericht is op de (voortzetting van de) wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nu verdachte zich niet distantieert van het eerdere handelen van de medeverdachten maar dit juist heeft voorgezet, komen ook de tenlastegelegde onderdelen die buiten aanwezigheid van verdachte hebben plaatsgevonden voor zijn rekening. Immers had het voor verdachte duidelijk moeten zijn dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar niet vrijwillig verbleven op die zandweg in het donker in het gezelschap van de drie medeverdachten. Bovendien is het verdachte die na enige onderhandelingen over de wijze van terugbetalen van de vermeende vordering de medeverdachten de opdracht geeft de mobiele telefoons aan de slachtoffers te retourneren en de slachtoffers permissie geeft te vertrekken.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van een pistool. De rechtbank zal verdachte dan ook van die betreffende onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 1250,-, toebehorende aan die [slachtoffer 1],

welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit

het met geweld vastpakken en door elkaar schudden van genoemde [slachtoffer 1] en

het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en

het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [verdachte] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", en

tegen die [slachtoffer 1] roepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [verdachte]" en

"als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en

het dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Met [verdachte], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;

2.

hij op 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, bestaande uit

het in de woning duwen van die [slachtoffer 2] en

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij moest gaan zitten en

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1]] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en

het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en hem (verdachte) belogen had en

het naar buiten duwen van die [slachtoffer 2] en

het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en

het met geweld vastpakken van die [slachtoffer 1] en

het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en

het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [verdachte] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", en

het tegen zijn wil in een auto doen plaatsnemen van die [slachtoffer 1] en

het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en

het tegen haar wil in een auto duwen van die [slachtoffer 2] en

het aan de haren trekken van die [slachtoffer 2] en

het met geweld duwen van een elleboog tegen de mond of kin van die [slachtoffer 2] en

het tegen de wil van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem ([slachtoffer 1]) laten rijden naar de Rabobank te Haelen en (na het pinnen bij die bank) naar een zandweg (genaamd Terbetenweg) en

het met geweld vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 2] en daarbij zeggen: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking;

3.

hij in de periode van 02 december 2005 tot en met 15 december 2005 te Nunhem, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van Euro 281.000,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],

met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders,

- onder de omstandigheid dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, op 01 december 2005

die [slachtoffer 2] in haar woning had geduwd en

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij moest gaan zitten en

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1]] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en

aan die [slachtoffer 2] een brief had getoond waarop Euro 281.000,-, geschreven stond en

dreigend tegen die [slachtoffer 2] had gezegd haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en

die [slachtoffer 2] naar buiten had geduwd en

tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en

die [slachtoffer 1] met geweld had vastgepakt en/of door elkaar had geschud en

die [slachtoffer 1] met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) had getrokken en

tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je weet waarvoor we komen. [verdachte] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en

tegen die [slachtoffer 1] had geroepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [verdachte]" en

aan die [slachtoffer 1] een brief had getoond waarop het bedrag van Euro 281.000,- stond en daarbij had gezegd dat zij optraden in opdracht van [verdachte] en

"als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en

(onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Met [verdachte], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", en

dreigend had gezegd: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", en

die [slachtoffer 2] met geweld had vastgepakt en vastgehouden en

(daarbij) dreigend had gezegd: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, -

dreigend voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) meermalen, telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 1] om deze -zakelijk weergegeven- te bewegen eerdergenoemd geldbedrag te betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.

Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

8. Het bewijs

De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.

De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

8.1 De bewijsmiddelen

Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.

9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:

Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht .

Ten aanzien van feit 2:

Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 282 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht .

Ten aanzien van feit 3:

Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.

11. De straffen en/of maatregelen

De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 mei 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank

Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.

11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte de vordering die hij meende te hebben op het slachtoffer heeft willen laten incasseren met hulp van mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die ten behoeve van hun incassobureau zich een wijze van incasseren van vorderingen hebben eigen gemaakt die vooral gebaseerd was op het intimideren van (zogenaamde) schuldenaren en het opwekken van angst, waarbij bedreigingen werden geuit en ook gewelddadig werd opgetreden. Verdachte heeft zich daarbij ook niet onbetuigd gelaten. Uit de slachtofferverklaring blijkt voorts dat hierdoor de slachtoffers lange tijd in grote angst hebben geleefd thans nog nadelige gevolgen van ondervinden, waardoor hun levensvreugde ernstig is geschaad.

Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds eerder terzake bedreiging en geweldsdelicten is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting;

De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de verdediging is bepleit, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten komt.

De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank, verdachte partieel zal vrijspreken van het tenlastegelegde.

De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.

11.3 De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering van [slachtoffer 1].

[slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten geleden materiële schade en immateriële schade.

[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.250,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 3.000,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.

Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.

Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 3.000,00 rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal als voorschot een bedrag van € 1.000,00 toekennen.

Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële schade ad € 1.250,00, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank zal het totaal schadebedrag vaststellen op een bedrag van € 2.250,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005.

Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.

De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.

De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.250,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 45 dagen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.

De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat de immateriële schade van € 1.000,00 een bedrag is dat tot op heden is begroot.

Vordering van [slachtoffer 2].

[slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten geleden immateriële schade.

[slachtoffer 2] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 2.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.

Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.

Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 2.500,00 rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal als voorschot een bedrag van € 1.000,00 toekennen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005.

Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.

De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.

De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, te betalen ten behoeve van [slachtoff[slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.

De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat de immateriële schade van € 1.000,00 een bedrag is dat tot op heden is begroot.

12. Toepasselijke wetsartikelen

Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 47, 57, 282, 312, 317

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;

veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden;

beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1].

Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 2.250,00;

veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 2.250,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005;

In voornoemd bedrag is als voorschot een vergoeding van € 1.000,00 vastgesteld ter zake van immateriële schadevergoeding;

bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;

verklaart gedeeltelijk niet-ontvankelijk de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schade, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 2.250,00 subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede de wettelijke rente re rekenen vanaf 1 december 2005, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.250,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;

veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2].

Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 1.000,00;

veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], als voorschot te betalen een bedrag van € 1000,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005;

bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;

verklaart gedeeltelijk niet-ontvankelijk benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schadevergoeding, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;

veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.J.M. Huisman en B.P. Sloot, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 mei 2006.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature