Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBZLY:2005:AU4092 , LJN AU4092

Inhoudsindicatie:

zaak Kraggenburg, ondergaan van gedwongen seksuele handelingen, loods, SM, hond

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Strafkamer te Lelystad

Parketnummer: 07.280186-04

Uitspraak: 11 oktober 2005

S T R A F V O N N I S

in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum en -plaats],

wonende te [woonplaats],

thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10, 11, 13 januari 2005, 26 april 2005, 19 mei 2005, 9 augustus 2005 en 27 september 2005. De verdachte is met uitzondering van 26 april 2005 en 9 augustus 2005, verschenen, bijgestaan door mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam.

De officier van justitie, mr. P. Berden, heeft ter terechtzitting van 11 januari 2005, en ter terechtzitting van 27 september 2005 ter zake het onder 1 tot en met 10 ten laste gelegde, gevorderd:

? de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

? te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;

? toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 814,--, en het overige deel van die vordering

niet-ontvankelijk te verklaren;

? toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;

? toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;

? telkens toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;

? onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen, een injectienaald en flesje met inhoud welke staan vermeld in het ter terechtzitting overgelegde proces-verbaal van politie nr. 2004026245-274 hetwelk als lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dient te worden beschouwd onder het kopje

[auto];

? verbeurdverklaring van de overige voorwerpen welke staan voormeld op voornoemde lijst onder het kopje [auto] en onder het kopje fouillering [verdachte].

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

(volgt gewijzigde tenlastelegging)

De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten en heeft de tenlastelegging op enkele punten taalkundig aangevuld.

Gelet op hetgeen door verdachte en de raadsman ter verdediging is aangevoerd is aan verdachte voldoende duidelijk geweest wat hem wordt verweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.

BEVOEGDHEID VAN DE RECHTBANK

De raadsman heeft ter zake het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde aangevoerd dat de Nederlandse rechter, gelet op de artikelen 2 tot en met 8 van het Wetboek van Strafrecht, geen rechtsmacht toekomt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de beweerdelijke feiten gedeeltelijk zouden zijn begaan in België door een verdachte die de Belgische nationaliteit bezit jegens slachtoffers die allen ten tijde van dat beweerdelijke feit meerderjarig waren.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat de in de tenlastelegging onder 1 tot en met 3 beweerdelijke gedragingen, welke voor een gedeelte in het buitenland (België) zouden zijn aangevangen, zich zouden hebben voortgezet op het grondgebied van Nederland, op grond van welke omstandigheid het gehele beweerdelijke feit in Nederland vervolgd mag worden.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder

1 tot en met 10 is ten laste gelegde met dien verstande dat:

1. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet

- die [persoon] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres [adres] te [woonplaats] en

- de (mobiele) telefoon en de tas van die [persoon] afgenomen en

- die [persoon] meermalen geslagen in het gezicht en

- die [persoon] volledig uitgekleed en die [persoon] naakt op een stoel gezet en haar handen op haar rug gebonden met handboeien en haar mond afgeplakt met plakband en een band, met daaraan een bal, gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [persoon] en terwijl zij vastgebonden op die stoel zat die [persoon] meermalen geslagen/gestompt in haar buik en op haar rug en

- meermalen tegen die [persoon] gezegd dat hij, verdachte, een vuurwapen had en dit vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar gedragen en

- die [persoon] meegenomen naar een loods in Kraggenburg en

- dreigend tegen die [persoon] gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en

- die [persoon] geslagen op de rug en het hoofd, en

- tegen die [persoon] gezegd: "Kijk, hier lopen twee honden en die zijn er speciaal voor getraind. Als jullie weglopen dan stuur ik de honden achter jullie aan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [persoon] gedaan en tegen die [persoon] gezegd: "als je doet wat wij vragen, is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- die [persoon] laten ruiken aan een (bedwelmende) vloeistof waardoor die [persoon]

draaierig werd en het bewustzijn verloor en

- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en afgesloten gehouden;

2. hij in de periode van 9 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [persoon] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet

- de telefoon van die [persoon] afgepakt en deze uitgezet en

- tegen die [persoon] gezegd dat zij niet mocht weglopen en dat zij niet mocht schreeuwen omdat zij anders zou worden neergeschoten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarna hij verdachte en/of een van zijn mededaders een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, toonde en

- die [persoon] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres [adres] te [woonplaats] en

- tegen die [persoon] gezegd dat zij mee moest werken omdat ze anders doodgeschoten zou worden of aan andere mensen verkocht zou worden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- die [persoon] meegenomen naar een loods te Kraggenburg en

- tegen die [persoon] gezegd dat zij zich moest uitkleden en die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en

- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar voor die [persoon] gedragen en

- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en

afgesloten gehouden;

3. hij op 18 april 2004 in België en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [persoon] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet

- onder valse voorwendselen die [persoon] achterin de auto laten instappen terwijl op de achterdeuren een kinderslot zat, zodat die [persoon] de auto niet meer kon verlaten en

- die [persoon], nadat hij, verdachte, of een van zijn mededaders naast haar op de achterbank was gaan zitten, vastgepakt en een been om die [persoon] heen geslagen en

- die [persoon] tegen haar wil vervoerd naar een loods in Kraggenburg en

- tegen die [persoon] gezegd dat zij al haar kleding moest uittrekken en

anders gedwongen zou worden haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak met kleding meegenomen en in een kast gestopt en

- die [persoon] geslagen in het gezicht en tegen de oren, en

- de telefoon en geld en de sleutel en documenten van die [persoon]

afgepakt en

- tegen die [persoon] gezegd, dat zij niet mocht vluchten en dat zij anders vermoord zou worden en dat als zij raar zou doen dat dan de honden haar zouden opeten, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en

- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten;

4. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld

[persoon] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon],

hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens

- zijn/hun penis gebracht in de mond en/of de vagina van die [persoon] en

- die [persoon] de penis van een hond in haar mond doen nemen en

- die [persoon] een (opblaasbare) dildo in de mond gestopt,

en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en een of meer van zijn mededaders, die [persoon] tegen haar wil heeft vastgehouden en door haar stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [persoon] zich niet kon onttrekken

- die [persoon] meermalen heeft geslagen in het gezicht en

- het hoofd van die [persoon] heeft vastgepakt en geduwd/gebracht in de richting van de penis van verdachte en

- die [persoon] op het bed heeft gegooid en de broek van die [persoon] heeft uitgetrokken en de benen van die [persoon] uit elkaar heeft gedaan en

- dreigend tegen die [persoon] heeft gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en de onderbroek van die [persoon] van haar lichaam heeft gescheurd en

- die [persoon] heeft geslagen op de rug en het hoofd en

- die [persoon] heeft geslagen met een zweep op haar voeten en

- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [persoon] heeft gedaan en vervolgens heeft gezegd: "Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en

- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,

heeft gedrukt in de nek van die [persoon] en aldus voor die [persoon] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

5. hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld

[persoon] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon], hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens

- zijn/hun penis gebracht in de mond en/of de anus van die [persoon] en

- die [persoon] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden,

en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders die [persoon] tegen haar wil heeft vastgehouden en door die [persoon] stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [persoon] zich niet kon onttrekken

- tegen die [persoon] heeft gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en

- die [persoon] heeft geslagen tegen het lichaam en

- die [persoon] meermalen heeft geslagen met een zweep op haar voeten en op het lichaam en

- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, zichtbaar gedragen en getoond aan die [persoon] en

- tegen die [persoon] heeft gezegd dat zij hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, moest zuigen omdat zij anders een hond zouden halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking

en aldus voor die [persoon] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

6. hij op 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld of en bedreiging met geweld [persoon] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon], hebbende verdachte en een of meer van zijn mededaders telkens

- zijn/hun penis geduwd/gebracht in de mond en de anus van die [persoon] en

- die [persoon] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden en

- tenen in de mond van die [persoon] gebracht

en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders

- tegen die [persoon] heeft gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- tegen die [persoon] heeft gezegd dat als zij raar deed, dat de honden haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en

- die [persoon] meermalen heeft geslagen tegen het hoofd en

- die [persoon] meermalen heeft geslagen met een stok op haar borsten en op het lichaam en

- het hoofd van die [persoon] heeft geduwd in de richting van de penis van de hond

en aldus voor die [persoon] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

7. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,

anderen, genaamd [persoon] en [persoon] en [persoon], door geweld of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,

en

hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel tezamen en in vereniging met anderen,

anderen, genaamd [persoon] en [persoon] en [persoon], heeft aangeworven of medegenomen met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,

hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders

- die [persoon] en die [persoon] en/of die [persoon] tegen hun wil opgesloten en/of bewaakt en

- die [persoon] en die [persoon] en die [persoon] mishandeld en

- foto's gemaakt van die [persoon] en die [persoon] en die [persoon] terwijl voornoemden ontbloot waren en zich in verschillende seksuele posities bevonden en

- die foto's geplaatst en/of vervaardigd om te plaatsen op verschillende

internetsites en chatboxen om die [persoon] en die [persoon] en/of die [persoon] als escorts/prostituees aan te bieden en

- advertenties op het internet geplaatst waarbij die [persoon] en die [persoon] werden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en

- meermalen afspraken gemaakt met klanten over/voor het verrichten van seksuele handelingen, door die [persoon] en/of die [persoon], tegen betaling en

- die [persoon] en/of die [persoon] meermalen meegenomen naar klanten teneinde daar met die klanten betaalde sex te hebben en

- die [persoon] meermalen tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met een of meer klanten en

- die [persoon] opgemeten met de bedoeling sm-artikelen op maat voor haar te laten maken en

- contacten gelegd met derden met de bedoeling die [persoon] en/of die [persoon] en/of die [persoon] te doen gebruiken voor het maken van films waarbij sex zou plaatsvinden tussen een of meer van genoemde personen en/of dieren en/of waarbij ledematen van genoemde personen zouden worden afgesneden en/of waarbij een of meer van de genoemde personen van het leven zouden worden beroofd;

8. hij in de periode van 01 februari 2004 tot en met 19 april 2004 te Almere en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie die gevormd werd door [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en/of een andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk mensenhandel en diefstal;

9. hij op 14 maart 2004 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia), een aantal DVD's en een digitale camera (merk Trust), toebehorende aan [persoon];

10. hij op 20 maart 2004 te Ruurlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor (merk BMW , type R 1100 Gs), een kentekenbewijs behorende bij voornoemde motor, een horloge, een Playstation, een digitale camera en andere goederen, toebehorende aan [persoon].

Van het onder 1 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

De rechtbank heeft het, niettegenstaande de toepasselijkheid van artikel 365a Wetboek van Strafvordering, aangewezen geacht reeds thans inzicht te geven in haar overwegingen die geleid hebben tot de bewezenverklaring.

De rechtbank merkt op dat zij bij de bewijsbeslissing grote betekenis heeft toegekend aan de verklaringen van de aangeefsters, te weten mevrouw [persoon], mevrouw [persoon] en mevrouw [persoon], hierna te noemen respectievelijk [persoon], [persoon] en [persoon]. De rechtbank heeft vastgesteld dat hun verklaringen veel overeenkomsten met elkaar vertonen, ook ten aanzien van details. Dat dit geldt voor de verklaringen van [persoon] en [persoon] is verklaarbaar doordat zij gelijktijdig in de woning aan de [adres] te [woonplaats] (verder aan te duiden als: in [woonplaats]) en in de loods aan [adres] te Kraggenburg (verder: de loods) hebben verbleven en ook gezamenlijk zijn gevlucht. Dat hun verklaringen zoveel overeenkomsten vertonen zou ook kunnen zijn ingegeven doordat zij veel met elkaar hebben gesproken over hetgeen hun is overkomen. Dat geldt echter niet voor de verklaringen van [persoon]. Er is geen enkele aanwijzing dat zij [persoon] en [persoon] kent of dat zij na haar vertrek uit de loods te Kraggenburg met hen heeft gesproken. De opvallende gelijkenissen in de respectieve verklaringen ziet de rechtbank derhalve als een aanwijzing voor de betrouwbaarheid van hun verklaringen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat hetgeen hun feitelijk is overkomen grotendeels bevestigd wordt in de verklaringen van de verdachten en door foto’s die in de loods zijn genomen en foto’s van [persoon] en [persoon] in de woning te [woonplaats]. De rechtbank wijst er overigens op dat de foto’s als zodanig geen rol hebben gespeeld bij de vraag of hetgeen aangeefsters is overkomen al dan niet vrijwillig is geweest.

Door de raadsman is aangevoerd dat het de verdediging niet mogelijk is geweest [persoon] te ondervragen. De raadsman wijt dat aan het veronachtzamen van de verplichtingen neergelegd in de richtlijn van het College van Procureurs-Generaal d.d. 01-10-2000, de “Aanwijzing aanpak mensenhandel en andere vormen van uitbuiting in de prostitutie”.

De rechtbank kan de raadsman hierin niet volgen. De richtlijn bevat geen enkele bepaling die de vrijheid van het slachtoffer van mensenhandel beperkt, in die zin dat het haar niet zou vrij staan te vertrekken indien zij dat wenst, noch enige verplichting om op dat moment aan te geven wat haar bestemming is. Er is geen enkele grond voor de veronderstelling dat het vertrek van [persoon] is ingegeven doordat ten aanzien van haar enige verplichting uit de richtlijn niet is nagekomen. De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn stelling dat de verklaringen van [persoon] buiten beschouwing dienen te blijven onder toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat er voldoende steunbewijs voor hetgeen zij heeft verklaard is te vinden zoals boven reeds is overwogen.

Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten heeft de rechtbank bewezen verklaard de wederrechtelijke vrijheidsberoving van alle drie de aangeefsters. De rechtbank heeft daarbij niet bewezen verklaard dat de aangeefsters [persoon] en [persoon] met geweld in de auto zijn geduwd. De rechtbank mist de overtuiging daartoe. Hoewel [persoon] nadrukkelijk betwist als zodanig werkzaam te zijn (geweest), bij de politie te Brussel staan beide aangeefsters bekend als prostituees. Daarbij komt dat de verdachten over de gang van zaken bij de gestelde ontvoeringen consistent verklaren en dat de medeverdachte [medeverdachte] aangeeft dat de werkwijze hieruit bestond dat de vrouwen onder valse voorwendselen, namelijk met de belofte van veel geld te kunnen verdienen in Nederland, dan wel een royale vergoeding voor een nachtje in een hotel, werden overgehaald mee te gaan. Dit was de werkwijze in het geval van twee eerdere pogingen vrouwen uit Antwerpen over te halen mee te komen en ook bij [persoon]. Dat neemt niet weg dat, naar het oordeel van de rechtbank, de vrijheidsberoving van aangeefster [persoon] wel reeds in België is aangevangen. Zo heeft [persoon] verklaard dat zij ongerust werd nadat haar was gebleken dat er in een andere richting werd gereden dan die van het voorgehouden Brusselse hotel en dat vervolgens, net buiten Brussel [medeverdachte] bij haar achterin de auto kwam zitten en zijn been over haar heen sloeg. Voorts heeft verdachte en overigens ook zijn medeverdachten, verklaard dat de auto, een Opel Astra, die werd gebruikt voor het vervoer van de vrouwen uit Brussel, was voorzien van portieren met kindersloten, die aan de binnenkant van de auto niet konden worden geopend. Ook [persoon] verklaart over het detail dat [medeverdachte] zijn been over haar heen slaat, zodat ze niet weg kon. In haar geval heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen of de onvrijwilligheid al in België is ingetreden.

De rechtbank heeft ten aanzien van [persoon] niet kunnen vaststellen dat de onvrijwilligheid in de auto is ingetreden.

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de aangeefsters [persoon] en [persoon] wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd geweest te [woonplaats]. De rechtbank sluit niet uit dat de onvrijwilligheid van hun verblijf niet op alle momenten als even drukkend door hen is ervaren en dat er zelfs momenten van ontspanning zijn geweest, hetgeen kan verklaren de schijnbare vrolijkheid op sommige foto’s in het dossier van [persoon] en [persoon], die in de woning in [woonplaats] zijn gemaakt.

Voor de rechtbank doet dat echter in onvoldoende mate af aan haar oordeel. Voor de onvrijwilligheid van het verblijf van de aangeefsters [persoon] en [persoon] te [woonplaats] neemt de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters in aanmerking. Uit de verklaring van [persoon] blijkt dat haar telefoon is afgenomen. Haar vriend [naam] heeft frequent geprobeerd haar te bereiken. Hij heeft hierover verklaard dat hij vervolgens werd gebeld en bedreigd met de bedoeling dat hij verder geen contact meer zou opnemen met [persoon]. Ook het feit dat zowel [persoon] als [persoon] zijn gemeld als zijnde vermist, strookt niet met vrijwilligheid van hun verblijf in [woonplaats]. Voorts heeft [persoon] verklaard dat zij, nadat zij haar mogelijkheden om het pand te verlaten had verkend, ernstig is geslagen door de verdachte. Ook medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] verklaren over een heftige ruzie tussen verdachte en [persoon] en dat zij hebben gehoord dat [persoon] is geslagen. [persoon] heeft voorts verklaard dat zij naakt op een stoel is gezet, de armen geboeid op de rug en een bal in haar mond, vastgebonden met een band om haar hoofd. Hiervan bevindt zich een foto in het dossier. Ook bevindt zich in het dossier een weergave van een chatgesprek van 13 april 2004 waarover [medeverdachte] heeft verklaard dat hij daaraan onder de chatnaam [naam] heeft deelgenomen en dat zijn gesprekspartner zijn broer, verdachte, was. Verdachte geeft daarin opdracht ervoor te zorgen dat “ze niet naar buiten kunnen” en meldt vervolgens dat beide deuren nu op slot kunnen. [medeverdachte] heeft daarop gereageerd dat het O.K. is. Uit datzelfde gesprek blijkt dat het [persoon] niet was toegestaan telefoongesprekken te voeren in een andere dan de Engelse taal. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook dit een middel voor verdachte was aangeefsters onder controle te houden. Medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] geven toe dat [persoon] en [persoon], door haar respectievelijk [naam] en [naam] genoemd, onvrijwillig in hun woning hebben verbleven, zij het dat [medeverdachte] aangeeft dat dit enkel aan het eind van hun verblijf gold.

De rechtbank heeft ook bewezen verklaard dat [persoon] tijdens haar verblijf in [woonplaats] door verdachte zowel oraal als vaginaal is verkracht. Dit wordt niet alleen door [persoon] verklaard, maar ook bevestigd door [medeverdachte].

De rechtbank acht voorts bewezen dat de aangeefsters [persoon] en [persoon] tegen hun wil gedwongen zijn geweest tot seks met derden tegen betaling. Er zijn foto’s van hen met aanprijzing op het internet aangetroffen, foto’s die in de woning in [woonplaats] zijn gemaakt.

Verdachte heeft toegegeven dat hij, samen met [medeverdachte] [persoon] tot tweemaal toe heeft afgeleverd bij een klant en dat voor haar diensten is betaald. De tweede klant zou om 2 vrouwen hebben gevraagd, zodat ook [persoon] is mee geweest. De klant heeft uiteindelijk van 1 vrouw gebruik gemaakt. Dat deze contacten vrijwillig zijn geweest acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de verklaringen van de aangeefsters.

Het bezoek aan de loods te Kraggenburg wordt door de aangeefsters [persoon] en [persoon] ook beschreven als bezoek aan een klant. Echter al snel in de loods blijkt dat het hier niet gaat om een doorsnee escort-contact. Over wat er feitelijk in de loods is gebeurd kan de rechtbank kort zijn. Hetgeen aangeefsters [persoon] en [persoon] hierover en [persoon] over haar verblijf in de loods verklaren wordt grotendeels bevestigd door de verdachten, terwijl ook de reeds genoemde foto’s hun verhalen in feitelijke zin volledig ondersteunen. De vraag is wel of hetgeen in de loods is gebeurd hun instemming had en of aangeefsters de loods hebben kunnen verlaten op ieder door hen gewenst moment. De rechtbank beseft dat er op seksueel gebied gedragingen zijn die bij menig mens de wenkbrauwen doen fronsen, maar dat levert op zich geen strafbaar feit op indien de gedragingen plaatsvinden met wederzijdse instemming, hoe extreem en bizar die gedragingen wellicht ook zijn. Dat is voor hetgeen zich in de bewuste loods heeft afgespeeld niet anders. Deze gedragingen zijn dan ook enkel strafrechtelijk relevant indien deze tegen de wil van de betrokkene hebben plaatsgevonden.

Aangeefsters zelf laten hierover in hun verklaringen geen enkele twijfel bestaan: hun verblijf in de loods en alles wat hen daar is overkomen was tegen hun wil.

[persoon] verklaart zelf dat ze heeft moeten huilen en ook [persoon] zegt dat hij [persoon] heeft zien huilen en dat hij angst op haar gezicht heeft gezien. Ook [medeverdachte] heeft dat gezien en heeft bovendien [persoon] horen smeken. [medeverdachte] hoort haar zelfs om hulp roepen en volgens hem was het niet vrijwillig wat [persoon] en [persoon] hebben moeten ondergaan. [medeverdachte] heeft in haar laatste verklaring bij de politie toegegeven dat het verblijf van aangeefsters [persoon] en [persoon] onvrijwillig is geweest.

Ook [persoon] is duidelijk in haar verklaring. Zij heeft, aldus verdachte zich eerst willen uitkleden nadat ze is geslagen. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart hierover dat [persoon] wordt geslagen, niet als onderdeel van een SM-spel, maar puur met de bedoeling om te zorgen dat [persoon] doet wat de mannen haar vragen. Ook verbaast [medeverdachte] zich over het feit dat verdachte en [persoon] geld, dat toebehoort aan [persoon], verdelen.

Verdachte verklaart overigens dat [persoon] niet heeft geweten dat ze een hond zou moeten pijpen en dat er foto’s zou worden gemaakt.

Tenslotte heeft de rechtbank met het oog op de beoordeling van de onvrijwilligheid van betekenis geacht dat aangeefsters alle drie zijn gevlucht, de aangeefsters [persoon] en [persoon] uit een auto toen die stilstond voor een stoplicht en [persoon], die uiteindelijk, nadat [persoon] in slaap was gevallen, in naakte toestand de loods te Kraggenburg is ontvlucht.

De onmogelijkheid van vertrek wordt ook bevestigd door [medeverdachte] die stelt dat ook hij en [medeverdachte] de loods niet mochten verlaten. Medeverdachte [medeverdachte] is nog stelliger, zij verklaart dat de loods op slot zat. Aangeefsters [persoon] en [persoon] zeggen zelf dat ze niet durfden te ontsnappen omdat medeverdachte [persoon] in het bezit was van een vuurwapen, hetgeen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] bevestigen.

Medeverdachte [medeverdachte] stelt ten aanzien van [persoon] dat zij niet weg kon omdat de kleren van [persoon] weg waren. Verdachte zelf verklaart hierover dat, nadat hij de loods is binnengereden, deze werd afgesloten met een elektronisch rolluik.

Voor aangeefster [persoon] geldt bovendien, blijkens haar eigen verklaring dat is gedreigd met de honden als zij weg zou lopen.

Met betrekking tot feit 7 gaat het erom dat aangeefsters door verdachte en een of meer van zijn medeverdachten in België zijn aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk hen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Verdachte verklaart daarover dat hem was aangeraden om vrouwen voor zijn escort-bedrijf te zoeken in Brussel Noord en dat hij moest uitkijken naar donkere vrouwen. Uit zijn eigen verklaringen en die van zijn medeverdachten blijkt dat hij met het doel om vrouwen voor het escortbedrijf te werven in ieder geval twee keer naar Antwerpen is geweest en ook aangeefsters heeft geworven en meegenomen . Dat in ieder geval [persoon] seks met derden tegen betaling heeft gehad, blijkt ook uit de verklaringen van verdachte zelf. Voorts blijkt uit de verklaringen van aangeefsters en meerdere verdachten dat er (vergevorderde) plannen bestonden aangeefsters beschikbaar te stellen voor opnames van een pornografische film, waaraan ook een paard te pas zou komen en waarvoor betalingen zouden worden ontvangen. Hiervoor worden bedragen genoemd van 8000 en 25.000 euro. Dat laatste bedrag zou dan betrekking hebben op films waarbij de vrouwen het leven zouden laten. Dat er zelfs al een afspraak is, blijkt ook uit de al eerder genoemde chat van 13 april 2004, waaraan verdachte heeft deelgenomen.

Onder feit 8 wordt verdachte verweten deel uit gemaakt te hebben van een criminele organisatie. Het moet daarbij gaan om feitelijke deelneming aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft in dit kader de omschrijving mensenhandel opgevat als een feitelijke omschrijving van die misdrijven. De term mensenhandel is als zodanig geen juridische kwalificatie, maar duidelijk is wel dat hier bedoeld is een misdrijf in de zin van artikel 250a Wetboek van Strafrecht. De door de raadsman aangehaalde richtlijn van de Procureurs- Generaal spreekt ook over mensenhandel. De rechtbank heeft niet aangenomen dat wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting tot het oogmerk van de organisatie hebben behoord, maar dat zulks als middel is aangewend om tot het uiteindelijke doel te geraken. De structuur van de organisatie is voldoende duidelijk. Uit alle verklaringen komt verdachte naar voren als de initiator van alle plannen, maar zoals hij zelf verklaart, alles gebeurde in overleg met zijn broer, [medeverdachte]. Daarnaast speelden ook de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] een rol in het geheel. Zo zijn zij mee geweest naar België om vrouwen op te halen en zijn er blijkens de verklaring van verdachte [medeverdachte], duidelijke afspraken over de diefstallen tijdens de SM-contacten: de meisjes, waarmee zijn bedoeld [medeverdachte], [medeverdachte] en zijzelf, zouden de klanten bezighouden en de jongens, waarmee zijn bedoeld verdachte en zijn broer [medeverdachte], zouden dan goederen uit de woning stelen. Ook medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat de SM-contacten een dekmantel vormden voor het plegen van diefstallen. Uit het feit dat deze afspraken zijn gemaakt en ook uitgevoerd, blijkt reeds dat het niet enkel om een toevallige situatie ging.

Met betrekking tot de diefstallen is aangevoerd dat er weliswaar geweld is gepleegd maar dat dit geweld gewenst was, dan wel geen rol heeft gespeeld in het kader van de diefstal.

De rechtbank is gekomen tot vrijspraak van verdachte ter zake van geweld, zowel ten aanzien van feit 9 als feit 10. Het ten laste gelegde blinddoeken en boeien, alsmede het injecteren is immers door het slachtoffer gewild. Dat geldt niet voor het stompen en/of slaan, maar de rechtbank heeft ten aanzien hiervan geen relatie kunnen vaststellen met de bewezen verklaarde diefstal.

KWALIFICATIE + STRAFBAARHEID

Het bewezene levert op:

Feit 1, 2 en 3 telkens:

Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht .

Feit 4, 5 en 6 telkens:

Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 242 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht .

Feit 7:

Een ander door geweld of een andere feitelijkheid dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 1 ° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht,

en

een persoon aanwerven, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 2 ° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 8:

Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,

strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 9 en 10 telkens:

Diefstal door twee of meer verenigde personen,

strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht .

Van feiten en/of omstandigheden die de strafbaarheid van het bovenstaande zouden uitsluiten is niet gebleken. De rechtbank acht die feiten dan ook strafbaar.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

De rechtbank heeft in het tussenvonnis d.d. 27 januari 2005 vastgesteld dat het onderzoek naar de persoon van verdachte niet volledig is geweest en dat het onderzoek wat betreft dit punt heropend moest worden.

Gelet op de eis van de officier van justitie die onder meer oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging heeft gevorderd, zou vastgesteld moeten worden dat verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijk stoornis van de geestvermogen en dat de bewezen verklaarde feiten geheel of in enigerlei mate onder invloed hiervan zijn gepleegd.

Het benodigde schriftelijk advies van tenminste twee gedragsdeskundigen, waaronder dat van een psychiater, kon niet worden verstrekt in verband met de weigering van de verdachte mee te werken aan gedragskundig onderzoek.

De rechtbank heeft in dat vonnis aangegeven ernstig rekening te houden met het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijk stoornis van de geestvermogens onder invloed waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan; dit, gelet op de ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten, de hoofdrol die de verdachte daarbij heeft gespeeld en de onaangedaan lijkende houding van de verdachte bij de bespreking van de feiten ter terechtzitting.

De rechtbank heeft zich daarbij afgevraagd of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet in het geding zou komen als de verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling zou worden opgelegd.

De rechtbank had toen ook kennisgenomen van door de officier van justitie van de Belgische autoriteiten verkregen stukken betreffende de verdachte, waaruit naar voren was gekomen dat de verdachte op 16 december 1987 door de jeugdrechtbank te Kortrijk de maatregel van internering was opgelegd. Blijkens een zich bij de stukken bevindend gedeelte van een verslag “internering doorgelicht” van de Koning Boudewijnstichting en de commissie tot bescherming van de maatschappij te Gent, kan de maatregel van internering worden opgelegd als sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid als gevolg van krankzinnigheid, een ernstige staat van geestesstoornis of een zwakzinnigheid die het onmogelijk maakt voor verdachte om zijn daden te controleren. Omdat de rechtbank omtrent de geestvermogens van verdachte en omtrent de wenselijk- of noodzakelijkheid van een terbeschikkingstelling nader voorgelicht wenste te worden, achtte de rechtbank het noodzakelijk te beschikken over

- de aan voormelde beslissing van de Jeugdrechtbank te Kortrijk ten grondslag gelegen hebbende stukken, met name rapportages of adviezen van gedragsdeskundigen, op grond waarvan de Jeugdrechtbank tot haar beslissing is gekomen om verdachte te interneren;

- stukken waaruit kan volgen of en zo ja welke behandeling verdachte tijdens zijn internering heeft gehad en met welk resultaat;

- de stukken, met name rapportages of adviezen van gedragsdeskundigen, die ten grondslag gelegen hebben aan de beslissing tot beëindiging of niet verlenging van de internering.

De rechtbank heeft de stukken daartoe in handen gesteld van de rechter-commissaris opdat die na het verkrijgen van voornoemde Belgische stukken die in handen zou stellen

van de deskundigen J.M.J.F. Offermans, psychiater en A.T. Spangenberg, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht -die eerder hadden aangegeven wegens verdachte’s weigerachtigheid niet te kunnen rapporteren- om toch zonder nadere observatie van verdachte de vragen te beantwoorden of:

-aan de hand van die stukken en hetgeen omtrent verdachte bekend was geworden gedurende zijn observatieperiode in het Pieter Baan Centrum, bezien in het licht van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, aannemelijk is en zo ja in welke mate, of bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en of de bewezen verklaarde feiten geheel of in enigerlei mate onder invloed hiervan zijn gepleegd en in hoeverre verdachte ontoerekeningsvatbaar is te achten;

-voorts of naar de mening van de beide deskundigen een terbeschikkingstelling al dan niet met dwangverpleging wenselijk of noodzakelijk zou zijn.

De deskundigen hebben zich hiertoe niet in staat geacht, waarna de rechtbank overbrenging van de verdachte heeft bevolen naar het Pieter Baan Centrum te Utrecht.

Op 21 september 2005 hebben de deskundigen na de observatie waaraan verdachte zich wel heeft onderworpen, maar niet aan heeft willen meewerken, de rapportage afgesloten.

De psycholoog, mevrouw Spangenberg stelt in haar -aan de gezamenlijke conclusie voorafgaande- beschouwing dat op grond van de jarenlange, terugkerende gedragspatronen gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Zij wijst vervolgens op een aantal trekken bij verdachte waarin zij indicaties ziet voor een gebrekkige gewetensontwikkeling en instrumentele relatievorming, waarbij zij wijst op wat tijdens de observatieperiode toch naar voren is gekomen: minzame waakzaamheid, verdachtes onverstoorbaarheid, geringe beïnvloedbaarheid en de als onaantastbaar ervaren manier waarop verdachte het contact met onderzoekers onder controle heeft.

Dit zou als passend bij verdachtes proceshouding kunnen worden gezien, maar volgens de psycholoog gaat het verder: het zijn ook kenmerken die passen bij narcistische karaktertrekken die bovendien als kenmerk voor psychopathie zouden scoren. Maar die diagnose is, bij gebrek aan medewerking van verdachte, niet te stellen. Dit alles brengt de psycholoog ertoe met de aanwijzingen die voortkomen uit de collaterale informatie vast te stellen dat dit eerder past bij dan strijdig is met de diagnose “structuurpsychopaat”, een diagnose die is gesteld in het verleden door meerdere Belgische psychiaters. Zij stelt vast dat de aan verdachte verweten -en inmiddels bewezenverklaarde- feiten een meer seksueel gekleurd karakter hebben, die bezien kunnen worden uit het oogpunt van het centraal staan van perverse handelingen gebaseerd op machtsverhoudingen èn vanuit het oogpunt van winstbejag en dat laatste zou passen bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De aanwezigheid van een perversie als stoornis is onvoldoende helder.

De psychiater Offerman refereert in zijn -aan de gezamenlijke conclusie voorafgaande- beschouwing ook aan diagnoses in het verleden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met aspecten van psychopathie en perversie. Ook hij geeft aan die diagnose, bij gebrek aan medewerking van verdachte, niet te kunnen stellen.

Anderzijds kan een dergelijke stoornis niet spontaan genezen en heeft nimmer behandeling plaatsgevonden gericht op de afname van de symptomatologie. De stoornis zou er ten tijde van de bewezenverklaarde feiten dus toch nog geweest moeten zijn. Maar of deze in de bewezenverklaarde feiten heeft doorgewerkt is -wederom bij gebrek aan medewerking van de verdachte- niet vast te stellen.

In elk geval zouden ook commerciële overwegingen een rol gespeeld kunnen hebben. Verdachtes handelen lijkt in elk geval niet bepaald door impulsiviteit. Er lijkt sprake van vrij grote controle over het handelen, ook van machtsuitoefening, verweven met seksualiteit, met een lustbeleving.

De deskundigen hebben als volgt geconcludeerd.

“Er lijkt –afgaande op de beschikbare documentatie (stukken uit België in combinatie met het milieuonderzoek) – bij betrokkene sprake te zijn van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij betrokkenes levensloop bol staat van recidiverend antisociaal en grensoverschrijdend gedrag. Er kan dan ook zeker niet uitsluitend worden gesproken van een proceshouding. Hoewel macht en seksualiteit -en mogelijk ook perversiteit- een centrale rol lijken te hebben gespeeld bij de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 10, bood betrokkene’s houding tijdens het onderhavige onderzoek geen mogelijkheid om het verband tussen beschreven persoonlijkheidsstoornis en het tenlastegelegde nader te exploreren en was het derhalve niet mogelijk te verifiëren in welke mate bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde.

Aangezien op grond hiervan moet worden uitgegaan van volledige toerekeningsvatbaarheid van betrokkene voor de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, kan gedragskundig op basis van het huidige, beperkte onderzoek geen uitspraak worden gedaan over het eventuele gevaar voor herhaling op grond van zijn pathologie”.

De rechtbank onderschrijft het bovenstaande volledig en komt tot het oordeel dat de vaststelling van de deskundigen dat moet worden uitgegaan van de volledige toerekeningsvatbaarheid moet worden overgenomen en dat de bewezenverkaarde feiten de verdachte volledig zijn toe te rekenen en dat de verdachte terzake strafbaar is.

OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het hier ernstige en voor de slachtoffers bijzonder ingrijpende strafbare feiten betreft. Het plegen van deze feiten is voorts een continue gebeuren, waarvan de ernst in snel tempo is toegenomen. Het begint met diefstallen, het eindigt met langdurige vrijheidsberoving en frequente verkrachting, onder meer met gebruikmaking van een hond. De rechtbank acht verder strafverzwarend de omstandigheden waaronder de misdrijven hebben plaatsgevonden en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Zo zijn de diefstallen gepleegd bij klanten die om een SM-contact hebben gevraagd, waarvan de verdachte gezegd heeft dat die toch geen aangifte zouden doen, gelet op de situatie waarin die diefstallen hebben plaatsgevonden. Voor de prostitutie worden vrouwen gezocht die illegaal in België verbleven, die niet snel gemist zouden worden en die pas in het uiterste geval naar de politie zouden stappen.

Verder zijn de bewezen verklaarde misdrijven vergezeld van voor de slachtoffers zeer vernederende en onsmakelijke gedragingen als het dwingen tot het opdrinken van thee getrokken van de gebruikte tampon van verdachtes vriendin, het opdrinken van urine, het opeten van een bij een anaal contact gebruikt condoom en het letterlijk honds behandelen van de vrouwen in de loods door hen te laten blaffen en te laten eten en drinken uit een hondenbak. Eveneens strafverzwarend acht de rechtbank dat er reeds een afspraak gemaakt was voor het maken van een film, waarbij de slachtoffers seks met een paard zouden moeten hebben.

De rechtbank heeft expliciet in aanmerking genomen dat de verdachte, gelet ook op de verklaringen van de medeverdachten, waaronder de broer van de verdachte, gekwalificeerd kan worden als de initiërende en leidende figuur uit wiens brein ook de vernederingen en de onsmakelijkheden jegens de slachtoffers voorkwamen, waarbij de rechtbank het gebeuren in de loods grotendeels ook toeschrijft aan verdachtes mededader.

De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, in casu het proces-verbaal van politie nr. 2004026245-274, vermelde voorwerpen te weten een stroomstootwapen, een spuit met injectienaald en een flesje, onder het kopje “Uit de Opel Astra, kenteken [kenteken]” alle dienen te worden onttrokken aan het verkeer omdat dit voorwerpen betreft waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet respectievelijk met het algemeen belang en met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en welke voorwerpen aan verdachte toebehoorden.

De rechtbank is van oordeel dat de overige op bovengenoemde lijst genoemde voorwerpen onder het kopje “Uit de Opel Astra, kenteken [kenteken]” en onder het kopje “Inbeslagname van kleding/c.q. goederen van de Fouillering van [verdachte] “ dienen te worden verbeurdverklaard, omdat dit voorwerpen betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:

- een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 5 september 2005 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst;

- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 19 juni 2004 uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland;

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36c, 36d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht .

Benadeelde partijen

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 9 bewezen verklaarde feit.

De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde bescheiden en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 814,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege tot dat bedrag toewijsbaar.

De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dient voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.

De rechtbank zal voorts terzake het onder 9 bewezenverklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 814,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].

BESLISSING

Het onder 1 tot en met 10 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.

Het onder 1 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

14 jaar.

De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het stroomstootwapen, de spuit met injectienaald en flesje met inhoud, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder het kopje “Uit de Opel Astra, kenteken [kenteken]”.

De rechtbank verklaart verbeurd de overige voorwerpen welke staan voormeld op voornoemde lijst onder het kopje “Uit de Opel Astra, kenteken [kenteken]” alsmede de voorwerpen onder het kopje “Inbeslagname van kleding/c.q. goederen van de Fouillering [verdachte]”.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij

[benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 814,-- (zegge: achthonderdenveertien euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.

De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 814,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.

De rechtbank bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.

De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat betreft het meer gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. G. Blomsma en G.J.J.M. Essink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.R. Verstraeten, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2005.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature